Sporten mocht in de Tuchtschool Ginneken maar dat gold niet voor voetbal, dat vond men te ruw.



1. Sport werd een onderdeel van het dagelijks programma. Maar voetballen mocht nog niet. Dat vond de directeur een te ruw spel voor zijn pupillen.
Een deel van de jeugd is flink in opspraak gekomen. De kranten staan er vol mee: moord, doodslag, geweld, diefstallen, kortom alles wat God en de wet verboden hebben. Er zijn plannen om de vroegere ‘Tuchtschool’ weer in ere te hestellen. In het Ginneken staat al bijna honderd jaar een Tuchtschool. In een aantal aflevering vertellen we het ontstaan en de geschiedenis van deze instelling, Zij was vroeger de schrik van iedere knaap die het slechte pad dreigde op te gaan.

Deel 2 - In 1906 werd de tuchtschool in het Ginneken als tweede in Nederland opengesteld, het aantal tuchtscholen groeide in enkele jaren uit tot vijf. Deze vijf tuchtscholen hadden samen een capaciteit van 267 'verpleegden', zoals de jongens toen genoemd werden. In 1920 diende er, als gevolg van een sterke vermindering van het aantal jongens dat een tuchtschoolstraf kreeg opgelegd, reeds een tuchtschool gesloten te worden.

In 1950 was de tuchtschool in het Ginneken nog de enige in het land…

Vanaf 1919 verminderde het aantal tuchtscholen in ons land. Een reden daarvoor was het einde van de Eerste Wereldoorlog. Daardoor kwamen de eerste levensbehoeften in ruimere mate ter beschikking, waardoor het aantal diefstallen gepleegd door jeugdigen sterk terugliep. Een andere reden was dat veel vaders die tijdens de oorlog gemobiliseerd waren geweest, weer naar hun familie terugkeerden. Het familieleven met als dat nodig was een krachtige hand van vader, nam voor de jongens weer een normale gang. De tuchtscholen die overbleven werden tot aan 1940 beschouwd als een van de voornaamste hulpmiddelen bij de opvoeding. Plaatsing in een tuchtschool hing dan ook als een ‘zwaard van Damocles' boven iedere 'ongehoorzame' jongen. Ouders en andere opvoeders gebruikten de tuchtschool graag als een afschrikwekkend voorbeeld bij het opvoeden van hun kinderen.

Na 1945 werden maatregelen van 'ondertoezichtstelling' van de jongens gezien als een hulpverlening aan het gezin. Het aantal tuchtschoolstraffen werd dan ook drastisch verminderd. De tuchtschool ging, veel meer dan voorheen, fungeren als 'laatste redmiddel' als alle andere middelen niet meer bleken te helpen. Als gevolg van deze teruggang moest in 1950 de op een na laatste tuchtschool, die te Nijmegen, gesloten worden, zodat alleen 'Tuchtschool Ginneken' overbleef. Het was bovendien niet ondenkbaar dat ook deze tuchtschool zou gaan sluiten. Stemmen binnen de samenleving verkondigden dat het plaatsen van jongens in een tuchtschool niet hielp en dat ze er alleen maar slechter van werden. Bovendien waren de hulpverleners van 'buiten de muren' van mening, dat zij de problemen van alle jongens ook zonder het instrument van een tuchtschoolstraf konden oplossen.

Op de zondagen waren er godsdienstoefeningen, zingen en voorlezen…

In het begin van de jaren zestig begon men echter vraagtekens te zetten bij deze denkbeelden. Op grond van resultaten raakte men er steeds meer van overtuigd, dat er altijd een groep jeugdigen zou zijn die uitsluitend in een gesloten inrichting te plaatsen is. In 1965 wordt er dan ook weer een tweede tuchtschool geopend. Gedurende tien jaar is dan de 'Tuchtschool Ginneken' de enige tuchtschool voor jongens in Nederland geweest. Voor de gang van zaken binnen de tuchtschool te Ginneken waren de maatschappelijke veranderingen van weinig belang. De kenmerken van de jongens bleven gelijk, terwijl ook de ernst van de delicten niet veranderde. Het regiem bleef in grote lijnen gehandhaafd. Slechts in detail werd de behandeling veranderd. Voorbeelden daarvan zijn het afschaffen van 'het zetten op water en brood' en de verruiming van ontspanningsmogelijkheden door de invoering van sport.

De zondag gold altijd al als een 'vrije' dag. Hier ontstonden in de jaren zestig wat problemen. De zondag werd als vanouds doorgebracht met godsdienstoefeningen, zingen en voorlezen. Deze activiteiten werden uitgebreid met spelletjes van de goede soort (dammen, schaken of sjoelen). Kaarten was niet toegestaan, dit spel stond in een kwade reuk. De activiteiten in het kader van de ontspanning waren geen echt succes. De jongens hadden te weinig ervaring in het vrije gemeenschappelijke spel om niet voor de verleiding van wanordelijk gedrag te bezwijken.
De leiding stelde voor om te beginnen met een gedoseerde invoering van 'sport'. Maar de directeur wilde aanvankelijk niets weten van deze 'nieuwigheden', met als argument dat hij de baas was van een tuchtschool en niet van een ontspanningscentrum.

De gezagsverhoudingen werden minder hiërarchisch en minder autoritair…

Maar na enige tijd ging hij toch overstag en erkende de redenering dat 'men aan goed geleide, gereglementeerde spelen veel waarde toekent voor de opvoeding, voor de gewenning aan tucht en voor de opleiding tot zelfbeheersing'. Hij voerde het als onschuldig beoordeelde korfbal in. Later werd zelfs voetballen toegestaan. Voor die tijd bestond de verplichte lichaamsbeweging uit zogenaamde 'driloefeningen' en rondjes lopen op ritme. In de loop van de zestiger jaren werden de sportieve veranderingen in versneld tempo ingevoerd. Eigenlijk zag men dezelfde verschuivingen in gezag en discipline voltrekken als in de wereld buiten de afrastering. De gezagsverhoudingen werden minder hiërarchisch en minder autoritair. De jongens kregen meer bewegingsruimte en er werd hoe langer hoe meer op hun eigen inzicht en verantwoordelijkheid vertrouwd. Tevens werd de maximale tuchtschoolstraf van een jaar teruggebracht tot maximaal zes maanden.

De langzame stijging van de jeugdcriminaliteit was kennelijk nog niet sterk genoeg om dit milde klimaat te verstoren. AI in het verslag van 1951 spreekt de directeur van een golf van zachtaardigheid, die na de oorlog het land overspoeld zou hebben. De concessies bestonden toen uit het afschaffen van de ‘boevenpakken’ met een rode en een blauwe mouw en de invoering van de werkkleding. Daar bleef het bij. In de volgende jaren werden druppelsgewijs enkele andere aanpassingen ingevoerd zonder dat de opzet van het regiem zelf werd aangetast. Uit een rapport van 1954 blijkt, dat er in de Ginnekense Tuchtschool geen absoluut spreekverbod meer heerst. De regeling is nu andersom. Spreken is toegestaan tenzij uitdrukkelijk verboden. Maar het 'progressieve' klassenstelsel functioneert nog steeds. Dit klassenstelsel hield in dat een jongen bij aankomst voor minimaal veertien dagen in de ‘eerste klasse’ werd geplaatst.

Het roken was in die tijd nog niet gevaarlijk en werd soms aanbevolen…

Gedurende die periode verbleef de jongen voornamelijk op z’n kamer. Wel kreeg hij bezoek van de directeur, de onderwijzer en van andere personeelsleden. Hij kon dan kennismaken met het huisreglement. Na die periode kon hij bij goed gedrag bevorderd worden naar de ‘tweede klasse’. Hij kon dan in groepsverband deelnemen aan het dagprogramma. Bij verder goed gedrag was het mogelijk dat een jongen werd bevorderd naar de ‘derde klasse’, dit was het elitekorps dat een aantal privileges met zich meebracht. Die hielden onder meer in dat de derde klasser na het eten een gesprek mocht voeren met de groepsleider, buiten mocht wandelen en vaker een sigaret mocht roken. Roken was in die tijd nog niet gevaarlijk en werd in bepaalde situaties zelfs aanbevolen. De derde klassers waren herkenbaar aan een rode band op hun uniform.

Tijdens het verblijf in de Ginnekense Tuchtschool kon men dus opklimmen naar een situatie met grotere vrijheid en meer vertrouwen. Men kende echter ook de ‘vierde klasse’, een strafklas waar de jongens in terecht kwamen als zij zich bij herhaling misdroegen. De vierde klasser moest een groot deel van de dag op zijn kamer blijven. Na verloop van tijd kon hij dan weer opnieuw proberen zich beter te gedragen in de tweede klasse. Uit een stencil uit 1970 blijkt dat dit klassenstelsel toen in feite is afgeschaft. Het prestatie- of competitie-element is toen uit de tuchtschool verdwenen. Volgens het toenmalige personeel maakten deze veranderingen het werken met de jongens bepaald niet eenvoudiger. Het afschaffen van het klassensysteem en de daarmee verbonden restricties en privileges leidden ertoe dat de gemiddelde verblijfsduur verkortte. De tijd om iets met de jongens te bereiken werd daardoor schaars.

De jonge garde pleitten voor minder orde en tucht en meer bewegingsruimte…

De ontwikkeling was een bedreiging voor het heersende regiem op de 'Tuchtschool Ginneken'. Niet alleen van buitenaf, maar ook binnen de inrichting zelf ontstond een bedekte discussie over de gezags- en machtsverhoudingen. Jonge personeelsleden pleitten voor minder orde en tucht en meer bewegingsruimte voor de jongens. Zij waren net als hun leeftijdsgenoten het product van de maatschappelijke tendens tot meer nivellering en bogen minder onder het gezag dat boven hen stond, bijvoorbeeld de oudere collega's. Zij bukten zich wel, maar dan uit solidariteit met mensen die beneden hen stonden en dat waren in dit geval de jongere personeelsleden. Zij verdedigden hun belangen en probeerden de controle op de jongens te verminderen. Door de erosie van dit klassensysteem met de premies en sancties verslapte langzamerhand de greep op de jongens.

Wat de oudere collega's hadden gevreesd werd bewaarheid. In de omgang met de jongens beschikte men over minder controlemiddelen en waren daarmee meer afhankelijk van wat de jongens wel of niet wilden. Tijdens de eerste vijftig jaar van het bestaan van de Tuchtschool was er bouwtechnisch niet veel veranderd. De hoge gangen met hun hardstenen elementen zijn nog niet zo lang geleden voorzien van een verlaagd plafond. In 1965 werd sinds de openstelling in 1906 een belangrijke verbouwing doorgevoerd. Er kwamen ook nieuwe werkplaatsen en de sportzaal werd verbouwd. Tijdens de tweede verbouwingsgolf in 1981 werd er een grote recreatiezaal gebouwd. Ook werden toen de eerste tien chambrettes vervangen door tien eenpersoonskamertjes. Chambrettes waren naargeestige kleine hokjes met een bed en een tafeltje er in.

In 1990 werden de laatste chambrettes gesloopt, einde oude Tuchtschool…

De ruimtes waren aan de voorzijde met gaas afgezet wat nogal gehorig was. Herhaaldelijk moesten de nachtwachten dan ook optreden tegen jongens die allerlei geluiden produceerden, waardoor andere jongens weer niet konden slapen. Daarbij waren ze zeer uitbraakgevoelig. Eén trap tegen de deur was vaak voldoende om deze te openen. Toch hebben de chambrettes nog tot 1990 dienst gedaan. Maar er zat toen nauwelijks nog een likje verf op. Bovendien weigerden de oude sloten herhaaldelijk. De onderhoudsmonteur moest dan komen opdraven om de scharnierpennen te verwijderen om een jongen uit z'n slaapvertrek te bevrijden. In 1990 werden dus de laatste chambrettes gesloopt en daarmee werd tevens afscheid genomen van de oude tuchtschool.

2. Een van de oude foto’s van de Tuchtschool Ginneken met bomen die nog maar pas geplant waren.