Buitens en kastelen met hun legenden en folklore in de toenmalige gemeente ‘Ginneken en Bavel’.



Hoofdstuk 1/2 - Er bestaan grote bouwplannen rond kasteel Bouvigne, bouwplannen die de nodige weerstand oproepen. De directe omgeving van Bouvigne heeft vroeger ook al eens onder druk gestaan. Het bestuur van de toenmalige gemeente ‘Ginneken en Bavel’ is toen onder leiding van burgemeester Jhr. Mr. Th.E. Serraris als eerste begonnen met het veiligstellen van de buitens en het natuurschoon in het Markdal. Daar werd toen behoorlijk veel geld voor uitgetrokken.

Om het betrekkelijk weinige dat toen nog van de Ginnekense buitens was overgebleven te redden, trad de gemeente krachtdadig op. Om bebouwing rond Bouvigne te voorkomen werden alle gronden in de wijde omtrek van het kasteel aangekocht. Verder werden de Dennenlaan, Boschlaan en Bouvignelaan van de Staatsdomeinen aangekocht. Toen een ingrijpend herstel van kasteel Bouvigne noodzakelijk bleek, werd het in 1930 van de particuliere eigenaar gekocht. Samen met de dienst Monumentenzorg werd Bouvigne rond 1936 volledig gerestaureerd. Voor deze restauratie heeft burgemeester Serraris zich 17 jaar ingezet.

Om te beginnen werden alle aangekochte bossen onder handen genomen…

De bossen ten westen en ten oosten van de Markvallei werden onder handen genomen. Ten zuiden van de Markvallei werden het Mastbos, het Ulvenhoutse bos en de Strijbeekse heide gemoderniseerd. Al deze bossen vielen vanaf toen onder de ‘Houtvesterij Breda’. De algehele leiding was in handen van de houtvester de heer P.M. Tutein Nolthenius, die een staf van medewerkers tot zijn beschikking had. De bodem van de bossen werd in het vervolg beter voorbewerkt en bemest. Aanwezige loofhoutsoorten werden tussen de dennenbomen geplant om betere humusvorming te krijgen en de onderbebossing wat dichter te maken. Zo werd heel wat natuurschoon door de gemeente teruggewonnen wat in de vorige eeuwen verloren was gegaan.

Naast het verwaarlozen van de bossen waren ook diverse kastelen en buitens door gebrek aan onderhoud in een kommervolle situatie geraakt. Hieronder kastelen of buitens als Grimhuizen, Daasdonk en de IJpelaar die of geheel geamoveerd zijn of waarvoor op dezelfde plaats andere bouwwerken verrezen, maar dan van een veel bescheidener formaat en uiterlijk. Daarnaast werden op diverse andere plaatsen in de gemeente Ginneken en Bavel nieuwe buitenplaatsen en boerderijen in de bossen gebouwd als: de Blauwe Kamer, Mon Plaisir, Anneville, Valkenburg (de boerderij en het kasteel liggen in het Chaamse bos bij Gilze), Lugtenburg, Vrederust en Wolfslaar. Sommige van deze buitens zijn behoorlijk oud en bestonden onder die naam al in de 16de eeuw.

Van het kasteel Daasdonk bestaat eigenlijk alleen nog maar de naam...

Het kasteel Daasdonk werd rond 1830 geteisterd door brand en raakte geheel vervallen. De bij Daasdonk behorende hoeve ging een jaar later in vlammen op. De naam Daasdonk bleef bewaard in vele familienamen als Daasdonk, Verdaasdonk en van Daasdonk. Aan het einde van de 17de eeuw zag dit kasteel er nog zo glorieus uit dat de Ettense dichter Pieter Nuyts er in 1697 een loflied aan wijdde. Kasteel Daasdonk met zijn grond en ook de andere kastelen en buitens hebben lang behoord tot de zogenaamde “Warande van Ginneken”, waarvan de grenzen in 1541 zijn bepaald. In dat jaar werd de ‘Warande van Ginneken’ verpacht door rentmeester Raphael van Bruheze.

Drie personen hadden de “Warande van Ginneken” gepacht voor de tijd van zes jaar. Voornamelijk om er te jagen en te vissen . Uit een pacht- of huurbrief uit 1572 blijkt de grootte van het gepachte gebied en het gebruik van de belangrijkste boerderijen. Het betreft de hoeven van Groot en Klein IJpelaar en Groot en Klein Wolfslaar. In het pachtcontract worden onder andere genoemd: een weiland Delshage grenzend aan de Leisloot, de Hoge Weide of Hooibeemd aan de andere zijde van de Leisloot tot aan het ‘Hoochveken’, de nieuwe ‘Coolhof’ de oude ‘Gaersdries’ en ‘De Cruythof’.

De pachtsom bestond uit geld en producten van het land in de omgeving...

De totale jaarlijkse pachtsom bedroeg in geld 66 gulden en in natura 15 ‘zesteren’ rogge en boekweit van goede kwaliteit (één sester was zes zakken rogge). Het buiten Wolfslaar werd in de eerste helft van de 19de eeuw de buitenplaats van Frederik van Mattemburgh (inspecteur der belastingen). Hij liet er een nieuw herenhuis bouwen. In de 19de eeuw was de hoeve van groot Wolfslaar bijna 25 hectare groot. Het ontstaan van de naam ‘Wolfslaar’ zou verband kunnen houden met de wolven in het Ulvenhoutse bos, die de omgeving onveilig maakten. Valkenburg heeft zijn naam ontleend aan het feit dat de valken van de heer van Breda er werden bewaard en het buiten Hondsdonk, omdat de jachthonden van de prins er een plaats hadden.

Op het einde van de 18de eeuw werd Hondsdonk van een hoeve een buiten. Het buiten werd tussen 1787 en 1795 gebouwd in opdracht van baron Lucas van der Borch. Hij was toen ook al eigenaar van de hoeve. Baron Lucas van der Borch is een bekende uit de Nederlandse geschiedenis en is ook een tijd generaal in het Zweedse leger geweest. In de 19de eeuw hadden de bossen en het bouwland van de hoeve Hondsdonk een oppervlakte van 60 hectare. De hoeve is zeer lang in het bezit van de familie Van der Borch gebleven. Mr. Willem van der Borch van Verwolde mocht zich midden 18de eeuw nog eigenaar van dit fraaie buiten noemen.

In de donkere bossen rond het Ginneken spookten gedrochten rond...

Rondom de tamelijk afgelegen buitens en hoeven zoals Hondsdonk en Luchtenberg die een gezamenlijke oppervlakte hadden van 210 hectare en ook toebehoorden aan baron van der Borch van Verwolde, spookten in de volksverbeelding geesten, spoken en gedrochten als duivels rond. Hieruit zijn de nodige sagen en legenden ontstaan die echt typerend voor het Brabantse land waren. Zo is er het verhaal over de knecht van Valkenburg. De man hield veel van kaartspelen met een lekker borreltje er bij. Naar de zin van zijn meester kwam hij steeds veel te laat thuis. Op een dag werd hem verteld dat als hij die avond niet voor tien uur thuis zou zijn hij de deur gesloten zou vinden. ‘Je komt er dan niet meer in’, dreigde zijn meester. De knecht vertrok flink mopperend op weg naar Ulvenhout, waar in een herberg op de Bieberg of in de Roskam steeds zijn kaartmaten zaten te wachten.

Al snel waren allen in het kaartspel en de drank verdiept. Het sloeg tien uur zonder dat iemand het merkte. De knecht riep plotseling door de drank beneveld: ”Al moet de duvel mij brengen, ik zal om tien uur thuis zijn”. Hij liep wankelend door de deur naar buiten en daar sprong een grote zwarte hond tussen zijn benen. De hond lichtte hem op en vloog met een enorme snelheid naar Valkenburg, waar hij de deur gesloten vond. De hond rende om de hoeve heen, waarbij de knecht zijn pet tegen de muur gooide. In de muur ontstond een groot gat, waardoor de knecht naar binnen klom. De volgende morgen vond men de knecht dood op bed. De duivel had hem gewurgd. Het gat kon men echter niet dichtmetselen. zodat men er een raam in heeft gezet. In de volksmond heette het dat het gat door de duivel zelf was gemaakt.

Ook de legende van de schat in de Gouds- of Gouwberg was zeer bekend…

Ook de Strijbeekse heide, de Zeven Heuveltjes, Bouvigne, Galder, de Duivelsbrug, de voormalige parochiekerk van de Ginnekense katholieken bij de Ginnekenmarkt en het bos zelf hebben vele sagen en legenden voortgebracht. Op een mooie morgen liep een schaapsherder vrolijk achter zijn schapen aan over de Galderse hei. Op een zeker moment kwam er een rijtuig langs waar achterop een kist met geld stond. Door het schokken van de wagen viel de kist er af zonder dat de voerman het merkte. De herder had het echter gezien en toen het rijtuig uit het zicht was verdwenen, tilde hij de kist op en stopte hem onder een hoop plaggen. Even later kwam de voerman terug.

Omdat er niemand anders op de hei te zien was moest de herder de kist hebben, overwoog de voerman. Maar de herder bezwoer dat hij van niets wist en de kist met het geld niet had gezien. Toen de voerman bleef volhouden de herder te beschuldigen deed deze een wens die er op neerkwam dat: ‘als hij het geld had, hij heel zijn verdere leven in vuur en vlam op de hei zou moeten ronddolen’. En zijn wens kwam meteen uit. Vlammen omhulden de man en heel zijn leven heeft hij zo op de Galderse hei rondgelopen. Sommige inwoners beweren dat hij dat nog steeds doet, als straf voor zijn bedrog. Deze en andere sagen roepen herinneringen op aan tal van verborgen schatten in Brabantse bodem.

Veel sagen en legendes werden bij drankavonden uit de duim gezogen…

Sagen of legenden uit het Ginneken zelf waren bijvoorbeeld de legende van de Duivelsbrug, de echo bij het kasteel Bouvigne, de zwarte kat van Galder, het Mariabeeldje wat de Ginnekense kerk niet wilde verlaten en de kolenbrander die in het Mastbos de Zeven Heuveltjes heeft doen ontstaan. Of al deze verhalen op waarheid berusten moet zeer betwijfeld worden. Het verhaal van de Zeven Heuveltjes zou direct uit de volksmond opgetekend zijn. Vijftig jaar geleden heette de Zeven Heuveltjes in het Mastbod officieel nog Gestesbergen. De legende kan dus nooit oud zijn.

De sage van de Duivelsbrug staat al op onze website onder de titel: ”Een dezer dagen wordt er bij de Duivelsbrug weer gewerkt. Kijk maar uit, daar gebeuren rare dingen” > klik hier < .