Een dagelijks bestuur om je hand voor in het vuur te steken en een eerste reünie als voorproefje.



In 1992 werd op een feestelijke wijze herdacht dat het vijftig jaar geleden was dat Ginneken door Breda werd geannexeerd. In mei van dat jaar werd met een groot programma dit feit herdacht. In een aantal in de komende maanden te publiceren hoofdstukken kijken we terug op het grootste en duurste evenement dat het Ginneken ooit heeft gekend.

(2) Eerste Ginnekense reünie was een organisatorisch opzetje.

In ons vorige hoofdstuk hebben we u verteld over het ontstaan van het idee en de organisatie Annex-50. Ook dat Willem van Oosterbosch de naam heeft verzonnen, maar niet dat hij de eerste voorzitter van Annex-50 werd. Willem is in Ulvenhout altijd een zeer verdienstelijke organisator geweest. Hij was in die tijd een van de harde werkers die de ronde van Ulvenhout nationaal op de kaart heeft gezet. Ook is hij jaren lang voorzitter geweest van de plaatselijke voetbalvereniging UVV. Wim Siegmund werd secretaris van Annex-50 en Brent Houben penningmeester. Het ‘omgaan met centen’ deed hij ook voor zijn dagelijkse broodwinning als financieel medewerker bij de gemeente Breda. Zonder de andere capabele en ook hard werkende bestuursleden te kort te willen doen, mag worden gezegd dat Annex-50 met het trio Willem van Oosterbosch, Wim Siegmund en Brent Houben kon beschikken over een dagelijks bestuur, waarvoor je beide handen in het vuur zou steken.

1400 oud-Ginnekenaren op de eerste Ginnekense reünie in 1986…

In zekere zin als organisatorisch opzetje werd in januari 1986 de eerste Ginnekense reünie georganiseerd. Het toen zes jaar oude en al tot volle wasdom gekomen Ginnekens Nieuwsblad kon daar maximaal voor worden ingezet. Ten minste twee tastbare zaken herinneren nog aan deze eerste reünie (er zouden er in totaal drie komen): een herinneringstegeltje en het archiefexemplaar van het Ginnekens Nieuwsblad van februari 1986. Tijdens deze reünie werd het evenement Annex-50 in 1992 voor het eerst aangekondigd. De ruim 1400 reünisten, oud-Ginnekenaren namen dit bericht tot ver in Nederland mee naar huis en vormden samen voor Annex-50 één groot reclameblok. Het waren indertijd Ton van der Wildt en Lex Meeuwesen die met blocnote en pen de hele dag en avond voor het Ginnekens Nieuwsblad interviews afnamen en indrukken noteerden voor vijf pagina’s in de uitgave van februari 1986. Hieronder publiceren we een deel van het indertijd geschreven verslag, mede als eerbetoon aan onze inmiddels overleden medewerker Ton van der Wildt.

“Ik stond erbij en ik keek er naar toen het idee van een reünie werd geboren. Het idee ontstond in het koppie (nou ja) van Wim Siegmund en zijn kameraden van Annex-50 stonden er achter. Een eigenschap van kameraden. Ze mikten voor de reünie op enkele honderden mensen. Toen de duizend werd gepasseerd ging het spannen. Het huis van de organisator veranderde in een zeefdrukkerij, pakhuis, administratiekantoor, vergaderlokaal en de telefoon stond niet stil. Het patronaat zou te klein zijn en er moest een tent tegenaan. Een tent opzetten tegen een muur is gewoon pure ellende, zeker bij windkracht acht. Het kwam er allemaal. Het heteluchtkanon, de verlichting, leidingen en kabels, de vloer, tappunten, stoelen en tafels, nooduitgangen en de kraampjes. Heel dat geweldige volk van Annex-50 en ook gewoon mensen die zich geroepen voelden om mee te doen, lieten hun handjes wapperen. De dames voor bediening van de tappunten, glazenwassers, sjouwers van vaten en kratten, technische dienstlieden, de geluidsman en Piet Patronaat met zijn getrouwen, ze deden het. Al die binders en bouwers, de denkers en de doeners, ze maakten het waar.

Praten met de Ginnekense reünisten was een waar genoegen…

Op uur U van dag D begon het patronaat vol te stromen. Een heerlijk gezicht om die mensen elkaar te zien begroeten. Vrouwen omhelsden elkaar. Mannen drukten elkaar de hand en keken elkaar in het wit van de ogen. De intensiteit van die begroetingen verraadde de sterkte van de band die er was geweest en weer werd aangehaald. Van banden ook die onverbrekelijk waren, Familiebanden en banden van vriendschap, van goed nabuurschap, banden van eerlijk en oprecht koopmanschap. Talloos zijn de momenten geweest dat ik verheugd was Nederlander te zijn. Te mogen leven en wonen in dit, ons, goede vaderland. Dit was weer zo'n moment. Duizend mannen en vrouwen, meisjes en jongens, met duizend verschillende meningen. Met een verschillend geloof of helemaal geen geloof. Van uiteenlopende politieke richtingen. Gewoon volk en sjiek volk. AI die plezierige, blije, aanspreekbare mensen maakten er daar en toen een feest van dat zou duren tot in de volgende dag.

Een bevriende fotograaf adviseerde mij dat ik bij het vastleggen van mijn indrukken maar eens moest beginnen bij de aanwezige pastoor van Lamswaarde, een vroegere kapelaan van het Ginneken. Ik ken de schelmse streken van die fotograaf en Knipscheer, want zo heet de oud-kapelaan, zal dus niet zo maar een kapelaan zijn geweest. Daar zat hij, die man met het witte boordje, de neus van een sjeik erboven en een bril erop. Ik hoefde niets te zeggen, was me er nog bij gezegd. Hij zou zelf wel van wal steken. Dat deed hij en wel in zijn hoedanigheid als auteur van de "Oomen"-boeken. Een mooi verhaal, tot buiten de regio bekend. Omdat wij beiden een stuk uit ons audiogram kwijt zijn, maar ook omdat ‘Concordia’ mooi en welluidend, maar bepaald ook hard speelde, leek de dialoog meer op het spuwen in elkaars oren.

Een interessant mens, die Knipscheer. Een controversieel mens ook…

Ah, een verhaal over zijn zilveren feest in het Ginneken, in 1960. Een diner met 160 parochianen, champagne vooraf en de burgemeester erbij. Het menu ging grotendeels verloren door verhoogde activiteiten van de slagwerkers van Concordia. In de pastorie van Lamswaarde, een gehucht onder de rook van Hulst, verzamelen zich periodiek 42 getrouwde neven en nichten. Niet om heeroom te ontmoeten, zoals hij zei, maar voor de gezelligheid. Hij noemde het aantal kinderen, klein- en achterkleinkinderen uit zijn stamhuis. Getallen die ook verloren gingen, cijfers wel die nu gangbaar zijn in ontwikkelingslanden. De levendige vitale bijna 80-jarige diepte uiterst interessante afschriften van oude documenten uit zijn portefeuille.

Zijn huidige belangstelling lag duidelijk bij het duiken in de geschiedenis van geslachten. Knipscheer, uit Den Hout, zou zelf naar huis rijden. Met een rijbewijs, gehaald in 1928, moest dat geen probleem zijn, meende hij. Het tijdstip zou afhankelijk zijn van het weer. Ter boekstaving in de annalen: het weer was bar en boos. Voortdurende regen van de nacht vóór de reünie tot ver in de nacht na de reünie. Het mocht hem de pret niet drukken en iedereen was er. Een interessant mens, die Knipscheer. Een controversieel mens ook mocht ik in de loop van de reünie diverse keren vaststellen. Voorzichtig te typeren als een man die misschien te veel vingers in teveel Ginnekense pap heeft gehad.

Sjaak Nelemans, de Klepperaar, had dé avond van zijn leven…

Alle ontmoetingen zijn een belevenis. Ook die met Rietje Eestermans. Lief oud dametje, grijs natuurlijk, brilletje, innemend gezicht. Ze vertelde over de geboorte, de glorie en de teloorgang van de drumband Oud-Ginneken. De naam Knipscheer viel. Ad Graauwmans kwam voorbij en ze omhelsden elkaar hartelijk. Een ouwe vrijer van me, verklaarde Rietje. Voor de naoorlogse lezers: vrijen had voor de oorlog de betekenis van knuffelen. Rietje ging thuis een hapje eten en ze beëindigde het gesprek met: ik ben een ouwehoer, maar eerlijk. Fijn dat je er was Rietje. Daar was Sjaak de Klepperaar, Nelemans voor de burgerlijke stand. Hij klepperde temidden van de kapel in de tent, met diepe kniebuigingen en opspringend de armen wijd uitgespreid ten hemel. Later ook weer op het biljart tussen datzelfde gezelschap met op de grote trom de naam Embrasse-Breda-Ginneken.

Een blonde godin, met een vlecht, die heerlijke tonen ontlokte aan haar schuiftrompet leek het niet helemaal eens met het gedoe van "de klepperaar". De klepperaar werd later op het toneel gehaald. De "Peter Starshine Band" had ons muzikaal meegenomen naar de Rocky Mountains en ging later op de Spaanse toer. De vonken vlogen er af en het was toen dat de klepperaar de castagnetten deed weerklinken, een grandioze zaak. Ik probeerde nog een gesprekje met de klepperaar, maar hij sprak in een soort Ginnekens van vóór de Middeleeuwen, een taal die ik niet kende. Na 24.00 uur sprak hij alleen met zijn kleppers. De mannen van "Christophorus" van veertig jaar geleden kwamen opdraven. "Ouwe jongens, krentenbrood". Zo zongen ze hun lied en het was goed. Ik liep voor het eerst van mijn leven tegen Joop van Ryen aan. Hij stelde zich voor als de ‘zoon van de kolenboer’. Een begrip voor Ginnekenaren, zonder enige twijfel.

En bij Greetje kwam er geen kip, heel de dag en avond niet…

Dat was voor een ‘buitenlander’ als ik een aanzegging om even stil van te zijn. Daar moest meer achter zitten. Op zijn vraag of ik in Ginneken geboren was, moest ik ontkennend antwoorden. Reden voor hem mij mede te delen, dat hij dan verder niet met mij kon praten. Joop kan dat niet gemeend hebben. Bovendien scheen hij onderweg naar het toilet. Er kunnen dan omstandigheden zijn dat ieder beginnend gesprek gekapt moet worden, hoe dan ook. Wethouder Romkens wilde er bij zijn en dat was een beste zaak. Hij zei dat hij uit Heerlen kwam, doodeenvoudig omdat geen mens weet waar Schaesberg ligt. Zijn charmante echtgenote komt uit Voerendaal, een plaats die bij iedere Nederlander bekend is. Bourgondiërs, die mensen. Zonder enige schroom doken zij onder in het feestgewoel.

Met Lex, een "copain" binnen het Ginnekens Nieuwsblad-gebeuren, had ik staan kijken naar een opvallende verschijning. Een vrouw met wit kostbaar textiel gedrapeerd om het ongetwijfeld mooie lijf. Een creatie van Irma la Douce, zoals later bleek. Zo'n wezen kon onmogelijk uit het Ginneken komen, meenden wij. Voor deze afschuwelijke, onjuiste veronderstelling wil ik boete doen. Mijn berouw is zeker als oprecht te beschouwen, gezien deze publicatie. Lex is wat nuchterder en ik wil hem er ongaarne in betrekken. Nadat bedoelde dame verrukkelijke klanken uit een Hammondorgel had voortgebracht, leek het tijd voor een babbeltje. Annelies Peemen, hammond-organiste, een pure Ginnekense uit de Bavelselaan, waar haar vader een dansschool had.

De straatstenen in Ginneken zou ze kussen om terug te komen…

Behalve mooi is ze een vlotte, humoristische, lik-op-stuk-vrouw. Telg uit een muzikale familie en in '44 bijna geboren in de schuilkelder. Wat een toestand! Op zesjarige leeftijd achter de piano, omdat het moest. Op 12-jarige leeftijd accordeonstudies in Rotterdam. Het begin van een muzikale loopbaan. Haar hobby’s? Meerdere, maar vooral paarden. Voor paarden moet je gevoel hebben en voor muziek ook, vindt ze. Die zaken gaan prachtig samen. Ze zou de straatstenen in Ginneken willen kussen, als ze terug zou kunnen komen om er een dansschool te openen. Waarom niet eigenlijk? Een dansschool in Ginneken, geleid door een vakvrouw. Hinderwet, ongemakken? We kunnen elkaar niet meer verstaan vanwege het lawaai. We willen erbij zijn, met een fotograaf, als ze die eeuwenoude stenen zal kussen.

Ik maakte een praatje met charmante Greetje uit Friesland, onder de vlag van de Malthezer ridders, mevrouw Schoonbeek en secretaris van de E.H.B.O., afdeling Ginneken. Wat verwachtte ze aan klanten. Ze was op alles voorbereid. Misschien iemand later op de dag, door de hitte bevangen. Heel laat die avond was er nog geen kip bij Greetje geweest. Zelfs geen oud-lndië-ganger met onbestemde pijntjes rond nek en schouderbladen, die Greetje’s kwaliteiten als "wanita tukang pijet" had willen uitproberen. Jammer, mevrouw Schoonbeek had daar overigens ‘doorheen gekeken’ lijkt me. Het Ginnekense volk danste maar door, heel de avond lang.

Aan het eind van de avond brak natuurlijk de muzikale beer los…

Wat deed nou een Indischman in die tent naast het patronaat? Heel eenvoudig. Toen hij in 1950 terugkwam uit de Oost, waar hij gediend had bij de befaamde Rode Baretten, had hij zijn vrouw ontmoet, Wilhelmina Gommeren uit de Bavelselaan. Dochter uit een gezin van negen. Drie jongens en zes meisjes. Vader van 87 jaar oud, die vroeger ‘van alles’ deed, wordt verzorgd in Elisabeth. Een gesprek verder met mensen die wortels hebben in het verre Azië. Onveranderlijk heerlijke gesprekken en er waren zo veel aanknopingspunten. Gezelligheid, gastvrijheid en kameraadschap kunnen die mensen in zo hoge mate waarderen. Ze waren in het Patronaat precies op de plaats waar ze wezen wilden.

Later op de avond brak de muzikale beer los. "Tagste" kwam de spelende formaties versterken. Prins Carnaval van Brouwersgat (Dommelen), compleet met gevolg en hofkapel, wist door de menigte het podium te bereiken. Onze eigen baron was er met zijn getrouwen. Een prachtbaron, recht van lijf en leden, een verrekt mooie snor, sportief smoel, een moordvent. Zo maar een aantal kwalificaties opgemerkt door de mensen om me heen. Mijnheer de Baron schijnt ook over drempels heen te stappen, want Wim Siegmund werd daar en toen door hem geridderd. Prins Karel (Karel van Hooydonk, van de vroegere Ginnekense tuinman uit de Rozenlaan) bleef niet achter. Boven al die duizend koppen nu carnavalsmutsen met sierlijke fazantenveren. HeIlebaardiers, narren en zotten, dansmarietjes en marketensters en leden van de raad van elf .

Alles bij elkaar een prachtfeest, om nooit meer te vergeten…

Ze hielden zichzelf voor gek en zo hoort het. Tegen de tijd dat een prins bijna gelooft dat hij prins is, moet hij vervangen worden. Carnavalskapel ‘Tagste’ stelde zich langgerekt op in het middenpad en ze bliezen er op los. Om de spelers formeerde zich een dansende en zingende menigte. Carnavalsliederen uit de streek en uit het verre Hilversum. Over carnavalsliederen is veel geschreven en gesproken. Geen van die liederen kan op tegen de mars: "It's a long way to Tipperary, it's a long way to go!” Toen die oude, glorieuze mars werd ingezet, veerde de hossende menigte op, borst vooruit. De dansende rij kreeg onmiddellijk versterking van oud-Ginnekenaren die zich nog niet uit hun gesprekken los hadden kunnen rukken. Maar deze muziek laat gewoon helemaal niemand onberoerd, ook Ginnekenaren niet.

De man in de rode trui ging achterstevoren lopen om te zien of er wel behoorlijk fanatiek gevolgd werd. Tante Fien zag er aanmerkelijk jonger uit toen ze voor de tweede keer voorbijkwam. Moeders aan een tafeltje, hielden haar hart vast, toen Karel voor de derde maal passeerde. De stralende blik in zijn ogen wekte de indruk dat hij zich werkelijk op weg waande naar Triobraid Arran, in de Ierse Republiek. Een goede band voelt een dergelijk fanatisme, die strijdlust aan. De "Battie hymn of the Republic" werd ingezet. Het was alles bij elkaar een mooi feest om nooit meer te vergeten. Glory Haleluja. Later op de avond werd via de geluidsinstallatie meegedeeld dat het spektakel in 1992 nog eens over zal worden gedaan. Ginneken was dan precies 50 jaar geannexeerd en men zou Breda dan een ‘poepje laten ruiken’. Ton van der Wildt.

Bij de foto's (klik hieronder op ‘meerdere afbeeldingen’:

1. Het patronaat en de feesttent stroomden in januari 1996 vol met reünisten. Dat waren er die dag ongeveer 1400, die allemaal in het Ginneken geboren zijn of aangetrouwd. Het werd een feest van de herkenning en hernieuwde kennismaking.

2. De drie tentoonstellingen die speciaal voor deze dag waren opgezet en andere bezienswaardigheden als de twee Ginnekense kerken, werden tijdens de reünie druk bezocht.

3. Voor de deelnemers aan de eerste Ginnekense reünie in 1986 was in eigen beheer een fraai herinneringstegeltje vervaardigd met als opdruk het Ginnekense gemeentewapen en de voor Ginnekenaren onafscheidelijke pomp.