“Weer jong zijn en weten wat je nu weet”, is een terugkerende discussie op tal van familiefeestjes.



Veel familiefeestjes zijn bij uitstek ‘broedplaatsen’ van ongebreidelde discussies. Meestal vormen één of twee familieleden het middelpunt van wat ‘interessant geleuter’ genoemd zou kunnen worden. Zij zijn het ook die de onderwerpen van de gesprekken bepalen, gewoon al omdat een ander er amper tussen kan komen. Als alle onderwerpen uitputtend behandeld zijn, wordt er een onderwerp op tafel geslingerd waar al vele eeuwen over gepraat kan worden ‘de jeugd’.

De uitdrukking dat ze opgroeit voor galg en rad wordt al lang niet meer gebruikt, maar de voorspellingen wat er uiteindelijk van onze tieners en twens terecht zal komen, zijn er niet minder desastreus om. Ook nu mag ik niet aan het gesprek deelnemen. Ik stelde dat het allemaal nogal meevalt en dat wordt niet gepikt. Dat vormt een directe bedreiging voor dit eeuwig durende dispuut en wat valt er nog te bepraten als dat van tafel wordt geveegd. Mijn uitsluiting geeft me volop de gelegenheid te mijmeren over mijn jeugdige handel en wandel.

De jeugd van vroeger had niets anders in te brengen dan lege briefjes…

Terugkerend naar de herinneringen uit mijn eigen jeugd die getuige mijn dunne en grijze haardos steeds meer voltooid verleden tijd aan het worden is, moet ik zelf terug tot ver in de vorige eeuw. Dat wil echter niet zeggen dat ik me geen scherp gestoken beelden meer voor de geest kan halen uit de tijd van Bartje die geen bruine bonen wilde eten en daarmee een kinderlijke ongehoorzaamheid ten toon spreidde. Verder dan de weigering om bruine bonen als een delicatesse te beschouwen kwam het vroeger niet. Met andere woorden, de jeugd had toen niets anders in te brengen dan lege briefjes. Eigenzinnige wensen werden afgedaan met de opmerking: ‘Dat doe je later maar, als je groot bent’. Naar dat ‘groot worden’ werd dan ook met een grote hunkering uitgekeken.

Tot dat tijdstip was het dagprogramma en leefwijze van de jeugd in vroeger dagen minutieus bepaald. Hoe vaak en hoe laat er ter kerke diende te worden gegaan. Welke scholing er gevolgd moest worden voor welke diploma’s. Dat resulteerde in mijn tijd vrijwel altijd in een vaste baan met een veertigjarig dienstverband in het verschiet. Er werd ook bepaald welke vrienden goed genoeg waren om de vrije tijd mee door te brengen, vriendinnen waren taboe en voor later. Wat er gegeten en gedronken mocht worden, op vastgestelde tijdstippen. Welke literatuur opvoedend genoeg was om er het jeugdige brein mee te voeden. Dat alles maakte de toenmalige tieners en twens (zelfs die woorden moesten nog worden uitgevonden) tot de minst interessante leeftijdsgroep uit de samenleving, noem het maar het ‘lege-briefjes-corps’.

Twee mogelijkheden, een korte broek of een plusfour of ‘drollenvanger’…

De vaderlandse jeugd was in vroeger dagen zodanig oninteressant, dat zelfs de kledingindustrie er geen brood in zag. Speciaal op de jeugd gerichte producten moesten nog worden uitgevonden. Voor de toen geldende dagelijkse en zondagse uitdossing waren er dan ook maar twee keuzemogelijkheden: te jong of te oud. Om maar aan mijn eigen geslachtelijke kant te blijven, de korte broek of de plusfour oftewel ‘drollenvanger’. Maar je liep niet voor joker, want je viel niet op in de groep. AI deze ontboezemingen overziende kan slechts één conclusie worden getrokken: ‘de tieners en twens van toen hebben een rotjeugd gehad’. Maar die mening dient onverwijld, dus met haastige spoed te worden ingetrokken. Was toentertijd de jeugd onmondig en telde in het bepalen van de dagelijkse gang van zaken niet mee, daar staat tegenover dat we ons niet behoefden te bewijzen.

Dus ook de aan het leven klevende zorgen waren voor later en dat is wel wat andere koek dan de jeugd nu moet ervaren. Noemen we enkele negatieve punten uit het leven van nu die de jeugd automatisch wordt aangewreven als druggebruik, misbruik van alcohol, vandalisme en nog meer van die uit de band springende zaken. Evenzo geldt dat voor de jeugdwerkeloosheid. De Koninklijke onderscheiding voor veertig jaar trouwe dienst is al lang geleden afgeschaft. En wat zou u denken van de diverse mode en statussymbolen waaraan je tegenwoordig wel mee moet doen, wil je binnen de eigen groep serieus genomen worden. Met je zestien jaar een brommer van een gerenommeerd merk onder je kont en de laatste mode aan het lijf zijn een ‘must’. En die mode verandert net zo snel als het humeur van pa als hij geconfronteerd wordt met de oeverloze wensen van zijn kroost.

Uitpuilende boekentassen leiden tegenwoordig vaak tot rugklachten…

We hebben het dan nog niet eens over zaken als een walkman, top-tieners, hi-fi-spullen’, enz. enz. Het is een berg met statussymbolen waaraan de persoonlijke vrijheden zijn opgeofferd. Maar de tirade is nog lang niet afgelopen. Stapten we vroeger vanuit de schoolbanken recht in een baan, zoals gezegd met een medaille voor veertig jaar trouwe dienst in het verschiet, de kans dat je aan de dag van vandaag je opgedane kennis in de praktijk kunt brengen, is gering. Ook bestaat de kans dat als je zover bent dat je je handjes kunt laten wapperen, het beroep dat je gekozen had uit de tijd is. Na geschoold te zijn dient er direct weer omgeschoold te worden. En tot slot, wat zou u denken van het leerprogramma dat onze jeugd tegenwoordig te verstouwen krijgt. Voor de brugklassers zitten daar zes talen bij. De uitpuilende boekentassen leiden tegenwoordig niet zelden tot rugklachten.

Zeker weten dat het zich eigen maken van al die leerstof vele uren vrije tijd kost en er sowieso amper tijd overblijft om eens flink uit de band te springen. Wie niet meedoet, die ziet maar en is op voorhand verzekerd van een niet benijdenswaardige toekomst. Een zorgeloze jeugd? Ik weet het niet, of eigenlijk wel. Ik schrik op omdat de familiediscussie waar ik in het begin over vertelde, ineens verhit lijkt te raken. ‘Ik zou best weer jong willen zijn en weten wat ik nu weet’, roept een al boven zijn theewater geraakt familielid. Ik niet, denk ik bij mezelf, mij een te onzekere en te gebonden aangelegenheid. In mijn jeugdtijd stonden de meeste zaken vast en was het ‘vrijheid blijheid’ in tienerland. Maar uitspreken doe ik mijn gedachten niet, om de eeuwigdurende discussie op dit punt niet te frustreren.