In 1977 gaf vice-premier Dries van Agt persoonlijk toestemming voor de Ginnekense Baronale garde



4. Wie over de schreef ging werd opgesloten in het cachot achter het Ginnekense Raadhuis in de Raadhuisstraat. Hier overkwam dat Kees Zwart die het raadhuis niet aan de Baron wilde overdragen.
Eind van de week kan de feestneus weer op en gaat de polonaise als een feestend lint door het Ginneken. Meneer de Baron is dan weer de baas. Vroeger schreven de Ginnekense Baronnen na hun aankomst in het Ginneken op de 11e van de 11e een brief aan de Nederlandse Minister President. Daarin werd een probleem aan de orde gesteld dat furore had gemaakt. In 1977 betrof dat de ‘studentenweerbaarheidcorpsen’. Zij hadden daar geen vergunning voor en Nederland stond op z’n kop..

Meteen toen Baron Pièrre Philippe Légume des Oncles le Dernierre du Moment in 1977 in het Ginneken was gearriveerd, gaf hij opdracht te onderzoeken of er een vergunning aanwezig was voor zijn Baronale Garde. De Baronale Garde was in de zeventiende eeuw door zijn voorvader Charles opgericht om bij uitspanning de ‘Vraghtwagen’ op de Ginnekenmarkt herrieschoppers buiten de deur te houden. Maar voor de Baronnen vanaf Jean Bernard (1968 - 1970) gold de Garde meer voor de goede sier. Aan het hoofd stond een Luitenant-Kapitein.

De Baron richtte zich in een brief tot vice-premier Dries van Agt…

Maar de vergunning was zoek. Zoals dat in hoge kringen gebruikelijk is, richtte Baron Philippe zich hoger op. Hij legde het probleem per brief voor aan de toenmalige Vice-Minister-President der Nederlanden tevens Minister van Justitie, Dries van Agt. De Baron vroeg hem de Baronale Garde in stand te mogen houden. Slecht twee brieven waren er nodig om de zaak te regelen. Begin jaren tachtig is er door het hof van Mijnheer de Baron nog een poging ondernomen om het voorval in de boekjes der vaderlandse geschiedenis opgenomen te krijgen. Maar dat is jammerlijk mislukt. Het was in 1977 Grootvizier Jonker Quiaume Siegmund die zich namens Baron Pièrre Philippe Légume des Oncles le Dernierre du Moment in de brief tot Dries van Agt richtte. De tekst van de brief luidde als volgt.

Le Collège de Protocole et la Chancellerie

Aan: Zijne Excellentie de Ministers Justitie, A.A.M. van Agt.

Ginneken, Januari 1977

Excellentie,

Is het den komende leut welke ons een weinig opgetogen doet zijn? Of is het den spanning van het naderkomende carnaval in Februari of den komende verkiezing in Mei? Geenen oordeel valt hierover te vellen. Wel staat vast dat wij allen hopen op eenen goede afloop, omdat Uwer alzo onze inspanningen er op zijn gericht grote zaken te dienen. Wij moeten hierbij terstond vaststellen dat van eenige nuance gesproken dient te worden. Daar waar het Uwer taak is 's lands ingezetenen bij voortduring te wijzen op de ernstige zaken des levens, is het aan onze dierbare Heer Baron Pierre Philippe Legume des Oncles le Dernierre du Moment zijne onderdanen gedurende eenige dagen 's jaars den kommer en kwel te doen vergeten.

Zonder den eerbaarheid te vergeten, stippen wij daar onmiddellijk bij aan: Mijnheer de Baron staat er om bekend dat hij een carnavaleske grap of snier weet te waarderen, maar den stijl en 't fatsoen dienen daarbij nimmer uit het oog te worden verloren. Hij kan daarom bij een ingebreken blijven zeer gestrengelijk optreden.

Maar komaan, laat mij niet in mijnen fout vervallen te zeer in details te willen treden. Uwer tijd zal U niet in zeer ruime mate zijn toegemeten om zulks te moeten aanhoren. Terzake dus! Ter Uwer informatie moge ik hierbij voegen eenen door ons vervaardigd boekwerk welke den handel en wandel der Ginnekense Baronnen verhaalt. Is het Uwer behoefte om U na eenen zware dagtaak een wijle te ontspannen, dan moge ik U in alle bescheidenheid raden U hierin te verdiepen. Alzo doende komt U, op eenen genoegelijke wijze aan de weet uit welk een nobel geslacht onze Baronnen stammen. Edoch, het Hof gaat gebukt onder kommervolle zorgen. De rechten van den oude adel zijn deerlijk in verval geraakt en den schatkist baart, gelijk de Uwe, grote zorgen.

Eén van de adellijke rechten stamt uit 1661. Uit den tijd van den eerste Ginnekense Baron Charles, dewelke door het profanum vulgus 'Ome Karel' werd genoemd. Van hem wordt verhaald dat hij in 1661 kond heeft gedaan dat de Ginnekense Baron er eenen civiele garde op na mag houden. Dit om zijn nobel lijf te beschermen en het houden van eenige orde te kunnen waarborgen. Nu wil het ongelukkige feit dat den schriftelijke toestemming hiertoe niet bij den erfstukken is terug te vinden. Dat neemt niet weg dat wij, om redenen welke hiervoor werden genoemd eenen garde voor onze Baron hebben geformeerd, uitgaande van het recht dat ons gekend is.

Deze garde, bestaande uit elf gardeniers die worden geleid door eenen zéér nette en oppassende Luitenant-Kapitein, functioneert tot volle tevredenheid van Mijnheer de Baron. Edoch, de illegaliteit van dezer garde, zulks op den keper beschouwd, doet ons gemoed een weinig bezwaren. Het is ons bekend dat ter dien zaken eenen toestemming van node is van de Staat der Nederlanden. Het is daarom dat wij U beleefd verzoeken de oude rechten van weleer met Uwen toestemming te willen wettigen. Het moge leiden tot geene twijfels dat geen andere wapens dan hellebaarden zullen worden gevoerd. Wij zouden hiervan, zo U dit wenselijk moge achten, den scherpe pieken en kanten een weinig kunnen afvlakken.

Voorts zouden wij graag, indien wij met Breda in onmin zouden komen of met andere aanpalende mogendheden, eenige confettikanonnen willen inzetten. Niet dat zulks er inzit, maar Breda werd tijdens den annexatie van ons dierbare Ginneken een liberaal bolwerk genoemd en dan mag men alles verwachten. Doch het inzetten van dier kanonnen vindt in uiterste noodzaak plaats, zo stellen wij vast.

Tot zoverre ons verzoek aan Uwe excellentie gericht. Mogen wij in den hoop verkeren van U eene welwillende beslissing tegemoet te zien? Als het U tot de mogelijkheden behoort tegen het einde dezer maand, want er dient door de Garde nog fiks geoefend te worden tegen dat carnaval weer losbreekt. U bij voorbaat dankend namens onze Geëerbiedigde Heer Baron Pierre Philippe Legume des Oncles le Dernierre du Moment, tekent, dit met de verschuldigde eerbied en hoogachting,

Jonker Quiaume Siegmund,
Baronaal Grootvizier.

Dat ten Haagse ministeriële burelen ook voortvarend en snel gewerkt kan worden, bewijst de onderstaande brief die binnen één maand door het Baronale hof in het Ginneken werd ontvangen. De brief bevatte niet alleen geruststellende berichten voor Mijnheer de Baron, dus voor de Baronale Garde, maar stellig ook voor de Luitenant-Kapitein, die zijn belangrijke baan gered zag. Gelukkig maar, want hij had reeds laten weten bij een afwijzing zelf wel eens naar Den Haag te zullen gaan om daar orde op zaken te gaan stellen. Vice-Premier Dries Van Agt liet in de brief persoonlijk weten dat de Baronale garde zijn zegen had, leest u zelf maar.

VICE-MINISTER-PRESIDENT
MINISTER VAN JUSTITIE


's-Gravenhage, 4 februari 1977.

Hoogheid,

Over Uwen brief dewelke de datering januari 1977 draagt heb ik mij slechts kortstondig behoeven te beraden. Gij verzoekt om mijn consent tot het vormen van een civiele garde ten dienste van Uwen dierbaren Heer Baron Pierre Philippe Legume des Oncles le Dernierre du Moment. Uw verzoek beschouwend heb ik, zoals gij zult verstaan, mijn blik even gevestigd op de Wet op de Weerkorpsen, maar kwam alras tot de slotsom dat de edele diensten die gij U voorstelt terwille van den Baron te doen verrichten door de gestrenge bepalingen van deze aloude wet niet worden bestreken. Gij gewaagt immers van het optreden van een civiel gevolg welke leden geen wapen, hoe gering ook in gordel of ransel zullen voeren, zijnde hun bedrijvigheid slechts op het stichten van vreugde en vrede gericht.

Daarboven zal dit edele elftal van gans onbesproken gardeniers naar gij schrijft - en waarom zou ik niet langer het woord van een edelman geloven - onder het gezag staan van eenen zeer netten en oppassende luitenant-kapitein. Hem zij deze zeer vertrouwelijke taak in volle vertrouwen gelaten! In het vertrouwen dat U mijn goede wensen mede voor Uwen Heer Baron wilt aanvaarden, groet ik u zwierig.

Mr. A.A.M. van Agt.

Baron Pièrre Philippe Légume des Oncles le Dernierre du Moment was buitengewoon in zijn schik met het bericht. De Baronale garde kreeg onmiddellijk nieuwe kostuums aangemeten, terwijl de fungerende luitenant-kapitein, H. van den Beuckelaer tot Jol, werd bevorderd tot luitenant-kapitein-generaal.

1. In 1977 gaf Minister van Justitie Dries van Agt persoonlijk toestemming voor de Baronale Garde. Dat was binnen een maand en met slechts twee brieven geregeld.
2. Luitenant-Kapitein van de Baronale Garde, H. van den Beuckelaer tot Jol, werd na de brief van Van Agt in 1977 bevorderd tot Luitenant-Kapitein-Generaal. Geregeld oefende hij op de Galderse Hei.
3. De Garde wordt ook gebruikt om de Baronale eigendommen te bewaken zoals hier in 1980 bij de plechtige onthulling van de gedenksteen bij het Oranjeplein.