In het Ginneken stond de meester dronken voor de klas en de koster verdiende grof aan de dooien



Mag ik u eerst even een globaal sfeerbeeld geven van de Ginnekense situatie in de 17de eeuw. Het was toen tobben en afzien met de gemengde huwelijken. Was niet een gezegde: 'Twee geloven op één kussen, daar slaapt de duvel tussen?' Ook de Ginnekense dominee en de pastoor hadden er wat mee te stellen. De Ginnekense schoolmeesters waren een regelrechte ramp. Dominee Van Eyll zou van 20 november 1650 tot aan zijn dood in 1672 de Ginnekense hervormde gemeente op voortreffelijke wijze leiden. Hij moet een ijverig, plichtsgetrouw en verdraagzaam mens geweest zijn. Volgens kerkeraadsnotulen maakte hij veel werk van huisbezoek. Hij verdeelde de taken onder ouderlingen en leden van de kerkeraad.

Het dientengevolge vrijwel wekelijkse bezoek aan de leden van de gemeente zou wel eens de sleutel tot zijn succes kunnen zijn geweest en tot de groei van zijn gemeente. Een van de grootste problemen in die tijd was, wat wordt omschreven als 'het euvel van de gemengde huwelijken'. Het bekeringswerk, zowel van de Ginnekense dominee als van de pastoor, die een 'illegale' kerk had ingericht in een schuur op het landgoed 'Valkrust', vergde veel tijd en inspanning. Een pater Jezuïet in huize IJpelaar fungeerde als uiterst mobiele, volledig inzetbare reserve van roomse zijde.

In de Valkenierslaan stierf het ene kind en later het andere…

Er ontstond grote consternatie binnen de Ginnekense hervormde gemeente toen Jan van de Kieboom, diaken van de kerk in 1667, zijn pasgeboren tweeling rooms-katholiek wilde laten dopen. Dat wil zeggen, hij wilde het eigenlijk niet en zelfs zijn roomse echtgenote was er tegen. Maar een familielid van zijn vrouw stond op die noodlottige 17e april 1667, toen hij 's avonds van zijn werk thuis kwam, gereed om de beide dopelingen naar een priester te brengen. De priester bleek echter naar Antwerpen te zijn. Jan ging toen naar de paters in IJpelaar. In wat nu de Valkenierslaan heet overleed een van de borelingen en spoedig daarna de andere.

En toen kwam Jan pas goed in de problemen. Als hij de zuigelingen bij het warme lijf van moeders had gelaten die hen alles te bieden had, dan was het wellicht anders gelopen, verweten hem zijn moeder en zijn zuster. Hij legde later in de kerk openbare schuldbelijdenis af en de dramatische gebeurtenis werd in het Ginneken aanleiding tot hernieuwde felle zendings- en missiearbeid. Geschiedschrijving en documenten, waaronder de boeiende en gedetailleerde 'Geschiedenis der Nederlands hervormde gemeente te Ginneken', door A. Hallema, vermelden dat de verstandhouding tussen protestanten en rooms–katholieken goed was en 'de grenzen der Christelijke verdraagzaamheid naderde'.

Koster Jacob Slijck was een pure ramp voor dominee...

In die tijd hadden schoolmeesters vele functies, waaronder die van koster. Jacob Slijck, de Ginnekense schoolmeester, kwam vanuit Acquoy in de Heerlijkheid Buren, een bezitting van de Oranjes. Wegens wangedrag, diefstal, belediging en nog enkele andere vervelende karaktertrekjes had hij een strafoverplaatsing gekregen naar de Baronie, eveneens van de Oranjes. Jacob deed het op zijn nieuwe standplaats in Ginneken niet best. Kerkeraadsacten vermelden dat hij alleen in de winter school hield, zeer tot genoegen van de kinderen mogen we aannemen. Ouders werden genoodzaakt de kinderen 's zomers naar Bredase scholen te sturen met de nodige financiële consequenties. Zijn kerkelijke zaken deed Jacob Slijck zo mogelijk nog slechter. Voor teraardebestellingen, ook een van zijn taken, mocht hij twee schellingen per groot lijk declareren. Voor kleinere lijken een evenredig bedrag. Jacob Slijck mat met grote maten. Ook in de wijze van klokkenluider zat 'muziek' voor hem.

Niemand wilde onfrisse toestanden tijdens de begrafenis van een dierbare overledene. Onze Ginnekense schoolmeester liet zich voor een ongestoord verloop goed betalen. Er was geen land met hem te bezeilen. Zijn kinderen groeiden op voor galg en rad. Zijn echtgenote scheen het in Ginneken goed te bevallen. Ze was soms dagen 'stappen'. In het Nederlands van die tijd staat daarvan geschreven dat: 'oock sijne huysvrouwe nu etlijcke dagen wederom op de loop was geweest met te gaan op onbehoorlijcke plaetsen, droncken drincken ende andere dingen te plegen, die een eerlijcke vrouwe niet en betamen'. Zo'n vrouw noemde men in die tijd een 'Venusdochterken'. Het Ginnekens venusdochterken werd een aantal malen het 'avondmaal' ontzegd. Ook andere kerkelijke tuchtmaatregelen en vermaningen haalden niets uit.

Zijn dronkenschap was zelfs buiten de kerk te horen…

We hebben wel eens de buik vol van de hedendaagse bureaucratie. Misschien zijn we er sinds 1663 op vooruit gegaan. Jacob Slijck begon zijn ontstellend wangedrag in 1655. Na rapporten, verzoeken, adviezen en beroepszaken van en aan alle instanties in die tijd kon hij in 1663 worden geloosd naar Baarle-Nassau. In een brief van dominee Van Eyll aan de prinses van Oranje in Den Haag, waarin hij aandringt op een commissiebeoordeling en een betere selectie bij de benoeming van schoolmeesters, wordt meester Jacob nog genoemd. In Baarle-Nassau schijnt hij nog een jaar ergerlijk geleefd te hebben en is toen tot 'het Pausdom vervallen', wat inhield dat men was overgegaan naar het katholieke geloof. Voor Jacob Slijck wellicht een nieuw werkterrein voor zijn onfrisse praktijken.

Van schoolmeesters uit die tijden is bekend, dat ze straffe drinkers waren. Gezien de salariëring lag de oplossing in het opzetten van een eigen jeneverstokerij, als het kon in de school zelf. Een van de vele rapporten handelt over meester Daniël van Esch in Vlierden. Zijn pupillen werden regelmatig door de dampen onwel en zaten vrijwel voortdurend in de rook. Onze Ginnekense schoolmeester, Ariaen van de Woestijne, stookte dan wel niet zelf, maar was een goede afnemer van een plaatselijke stokerij. Zijn hobby bereikte een hoogtepunt op 2 juni 1666. Hij deed op die zondag dienst als koster, voorzanger en voorlezer in de kerk aan de Duivelsbruglaan. Nog aanwezige historische documenten maken melding van het feit, dat zijn dronkenschap toen zelfs buiten de kerk merkbaar moet zijn geweest. Door de aanhoudende schoolmeestersdrama's ontstonden er particuliere scholen en rooms-
katholieke bijscholen, die in principe verboden waren.

De pestplaag en de grote archiefbrand in het Ginneken...

We leven in de tijd rond 1670, toen vanuit Holland en Zeeland de grootste handels- en marinevloten ter wereld uitzeilden. De tijd van de admiraals De Ruyter, Tromp, Evertse van de Vereenigde Oostindische Compagnie. Tien jaar daarvoor schreef de veldprediker dominee Baldeus al dat: 'Door Godes bijzondere genade de Edele Compagnie heer is geworden van het kostelijk eiland Ceylon'. Hij vergezelde de compagnieën mariniers. Het lijkt niet erg waarschijnlijk, dat de goegemeente Ginneken van deze historische feiten op de hoogte was. Pas veel later zouden er boekjes der vaderlandse geschiedenis komen, waar het allemaal in stond. In 1658 werd een volgens Bredase deskundigen goed orgel gemaakt door meester Johan Riemsmid en geplaatst in de Nederlands Hervormde kerk op de Ginnekenmarkt. In die tijd werd orgelspel bij kerkelijke diensten ingevoerd. Dit nieuwe fenomeen moet voor de kerkgangers geruime tijd de nodige zangtechnische problemen hebben opgeleverd.

Een verstandige administratieve maatregel was het vaststellen van de kerkelijke bezittingen. Sinds de grote brand in 1625 in de kerk aan de Ginnekenmarkt was ook het Ginnekens gemeentearchief verloren gegaan. Vaststelling van de bezittingen via andere bronnen betekende verhoogde kerkelijke inkomsten. Continuïteit binnen de gemeente werd gewaarborgd, omdat dominee Van Santvoort vanaf 1675 in totaal 46 jaar zijn ambt zou uitoefenen. De jaren 1666, 1668 en 1669 gingen voor Ginneken de geschiedenis in als de pestjaren. Vele tientallen mensen overleden aan de gevreesde ziekte. Gevolg hiervan was dat het kerkhof achter de kerk (aan de Ginnekenmarkt) tot een echt kerkhof kon uitgroeien. Gebruikelijk was dat, behoudens enkelen die het niet konden betalen, de doden in de kerk werden bijgezet. Voor overledenen ten gevolge van de pest was dat niet mogelijk. Uit beschikbare grafregisters van toen blijkt, dat tussen 1650 en 1803 tenminste 400 (!) doden in de kerk aan de Ginnekenmarkt een laatste rustplaats vonden.

Meesters in onze tijd zijn brave lieden en drinken niet in de klas…

Een aanwijzing voor de tolerantie tussen de hervormden en de katholieken in het Ginneken is het feit, dat in die jaren nog steeds vele katholieken in de protestantse kerk werden begraven. Pastoor van de Beyerse werd er bijgezet. Kwezel (begijntje) Cornelia van Alphen ligt sinds 1755 begraven in het zuiderkoor. Oud-schepen van Ginneken, Jacob Sgraauwen, ligt sinds 1757 onder het pad voor het orgel om er drie van de vele tientallen te noemen. Het interieur in de kerk van toen is vergelijkbaar met vele huidige Engelse kerken. Familiewapens en deviezen, gedenkplaten en rouwborden langs en aan de wanden. Talloze fraaie grafstenen in de vloer en gebrandschilderde ramen als geschenk en ter meerdere eer en glorie van aanzienlijke families. Het verdween in de loop der jaren door onvoldoende onderhoud en interesse, verbouwingen en rond 1815 door souvenirjagers in de Franse tijd.

De paus uit de tijd van onze schoolmeesters Jacob en Ariaen was Alexander Vll waarvan, naast andere verdiensten, wordt vermeld dat hij een verdienstelijk Iyrisch en dramatisch dichter is geweest. In zijn functie als nuntius in Keulen was hij voordien verantwoordelijk voor de missie in Holland. Een recente uitgave van een encyclopedie zegt letterlijk dat hij: 'Als geen andere paus na hem kennis had van de Nederlandse toestanden'. Dat moet hem vaak hoofdbrekens hebben bezorgd, is een veronderstelling die de plank niet ver mis zal slaan.
Nu, heden ten dagen, zijn kosters en schoolmeesters nobele en oppassende lieden. Zij verschijnen niet meer dronken in de klas en de schoolkindertjes worden niet meer bedwelmd door jeneverluchten. Onze tijd kent weer z'n eigen specifieke problemen.

Bij de foto’s:

1. Een van de eerste foto’s van de Raadhuisstraat. De straat is nog niet geplaveid. De eerste Ginnekense gemeenteschool stond waar later een doorbraak werd gemaakt voor de Viandenlaan (bij de bocht links op de foto).

2. De school werd aan de andere kant van de Viandenlaan (op de hoek van Dillenurgstraat) herbouwd en recent gesloopt voor het bouwen van huizen en appartementen.