‘Boerke Verschuren’ op de Ginnekenmarkt krijgt een andere eigenaar, begint een nieuw hoofdstuk.



1. De uitspanning café Boerke Verschuren naast de N.H. Kerk op de Ginnekenmarkt. Het café staat er al eeuwen en bepaalde mede de leefsfeer en het dagelijkse leven in het Ginneken. Op de pomp ziet u dat daar vroeger een lantaren op heeft gestaan.
Café ‘Boerke’ op de Ginnekenmarkt wordt verkocht. De huidige uitbater Corné van Ineveld vertrekt dan naar Aruba om een ‘Belgisch biercafé’ te beginnen. Daarmee wordt een hoofdstuk van deze alom bekende Ginnekense uitspanning afgesloten. Heel lang geleden, vóór alle oorlogen, bestond café 'Boerke Verschuren' al. Als herberg of uitspanning zoals dat in vorige eeuwen werd genoemd. De boeren kwamen er met hun paard en wagen even een pul bier drinken.

Maar ook voor de eiervrouwen met hun korven vol eieren was het een vast adres. De mensen uit het dorp waren er te vinden. Gewoon voor de gezelligheid, voor het drinken van een glas bier of om het laatste nieuws te horen. ‘Boerke Verschuren’ was een volkscafé voor alle rangen en standen. Vaak erg luidruchtig, zelfs zo luidruchtig dat burgemeester Serraris zelf het heft in handen nam en de nodige maatregelen trof.

We waren een gezin met tien kinderen en woonden toen boven het café…

Naast het café was tot ver in de twintigste eeuw ook een weegbrug. Er stond een klein huisje naast, ‘het weeghuisje’. De boeren kwamen uit de ommelanden en uit Breda met volle karren aanrijden, die werden gewogen. Als ze hun spullen op de markt verkocht hadden, werd de lege kar opnieuw gewogen. Zo wisten ze precies hoeveel ze net hadden afgeleverd. Lange tijd werd het café gerund door opeenvolgende leden van de familie Verschuren. De naam café ‘De vrachtwagen’ veranderde in de volksmond in café ‘Boerke Verschuren’. Mevrouw An van Dijk-Verschuren, een van de dochters van Boerke Verschuren, vertelde ons in een gesprek dat we in 1986 met haar hadden, dat haar vader het café ongeveer 75 jaar geleden had gekocht.

“Hij heeft het indertijd gekocht van Toon Nooten. 'Mijn vader is altijd boer geweest. Zijn vader was een hele behoorlijke boer en als zijn zonen gingen trouwen, kregen ze een boerderij met een stuk grond. Mijn vader kreeg toen een boerderij in Ulvenhout. Maar omdat zijn vrouw altijd ziek was, is hij daarmee gestopt en kocht hij de Vrachtwagen op de Ginnekenmarkt. Zijn vrouw stierf en hij hertrouwde met mijn moeder, Pietje. Wij waren thuis met tien kinderen, vier jongens en zes meisjes. We woonden toen boven het café. In die tijd waren er wel verschillende kinderen op kostschool. Boven het café was een grote slaapkamer, waar we met drie meisjes sliepen. Dan was er nog een klein kamertje, daar sliep één meisje. Op de zolder sliepen vier jongens.”

Serraris was een vinnig manneke en bonsde na sluitingstijd op de deur…

“Moeder Pietje Verschuren was eigenlijk degene die het café dreef. Vader deed niet zoveel, die had een goed leven”, vertelde An van Dijk-Verschuren. “In het begin hielp hij nog wel, omdat de kinderen voorspoedig kwamen, maar later deed hij niet zoveel meer. In die tijd kwam echt iedereen in het café. De notaris, de pastoor, de jonge baron Prisse. Maar die kwam stiekem, want zijn vader vond dat niet goed. Als hij vakantie van school had, kwam hij altijd even langs de markt. Een keer in de week kwamen de notabelen van Breda. Daar was ook een rechter bij. Ze waren dan met een man of zeven en ze kwamen bij 'den Boer' een borreltje drinken. Dat ging ze goed af. Van ons café gingen ze dan naar Hotel ‘Dennenoord’ om te kegelen.”

“Burgemeester Serraris zag je nooit in het café. Die was altijd kwaad, omdat het café 's nachts te laat open bleef. Op een keer, het was al ver na sluitingstijd, kwam hij op de deur kloppen, maar niemand deed open natuurlijk. Moeder Verschuren rende naar boven om haar nachtgoed aan te doen en de andere gasten verstopten zich in de kolenschuur. Burgemeester Serraris kwam achterom en hij stampte de achterdeur open. Maar hij had het niet door. Serraris was een vinnig manneke. Bastiaansen de gemeenteontvanger en Aartsen de opzichter kwamen wel vaak in ons café. Aartsen kwam zelfs in de oorlog alle dagen zijn twee borreltjes halen en zijn pijp stoppen, want vader Verschuren had altijd goeie tabak.”

‘Ginnekens Bruin’ smaakte een beetje zurig, kinderen dronken het met suiker…

“Janeke Jansen was ook een trouwe klant. Hij ging iedere dag vissen. Dan kwam hij 's morgens vroeg om een uur of acht, bestelde een borrel die hij op zijn gemak op dronk. Na zijn tweede borrel legde hij zijn centen op tafel, zei niks en ging op zijn borrel ‘knauwend’ weer weg. Op een keer kwam hij weer en zei: “Anneke, krijg ik van jou een borreltje”. Ja hoor, dat kreeg hij. Toen zei hij: ‘Krijg ik er nog een’, ook dat kon. Toen hij weg wilde gaan riep An: ‘Hé, hé, betalen.’ Janeke Jansen slikte en zei: ‘Ik heb toch gevraagd of ik ze kréég?‘ Hij zei:’Geef me er nu nog maar een, want de laatste heb ik per ongeluk doorgeslikt en die zal ik betalen’. Met zijn hoofd achterover leegde hij met één slok het glas en al knauwend vertrok hij om te gaan vissen.”

Heintje Staal, hij had zelf een café in de Raadhuisstraat, was ook een geregelde klant van Boerke Verschuren en Boerke bij hem. Vaak sjokten ze van het ene café naar het andere om bij elkaar borreltjes te drinken. ‘Ginnekens Bruin’ en een 'Bosch Popke' waren in die tijd geliefde drankjes. Bossche Pop was jenever, dat werd bereid met allerlei kruiden. Dat moest je dan een tijd laten staan en dan kon je het drinken. Ginnekens Bruin werd gebrouwen door Van der Reyt. Deze Ginnekense molenaar had indertijd zelf een brouwerij in de Raadhuisstraat. Ginnekens Bruin was bier zonder koolzuur. Het werd aan de bar met de handpomp naar boven gepompt. Er zat geen schuim op en het smaakte een beetje zurig. Vooral kinderen dronken het toen met wat suiker er in.”

De NSB-er zag een pan met konijn staan sudderen en nam die in beslag…

An van Dijk-Verschuren vertelde dat ze, ondanks de vele Duitsers die in de oorlog in het café kwamen, de oorlog toch goed zijn doorgekomen. “We hadden natuurlijk wel eens moeilijkheden met die Duitsers, maar ze waren meestal toch niet echt lastig. Wel waren we op een gegeven moment als 'deutsch-feindlich' aangemerkt. Waarom weet ik niet precies meer. Mijn zus Bep heeft toen nog een tijdje vastgezeten in Scheveningen wegens het beledigen van de Duitse Wehrmacht. Toen de oorlog in 1940 uitbrak, heb ik de Fransen zien komen met hun wagens en hun ezels. Dat was zo erg, die jongens kropen in de bomen en de Duitsers schoten op ze. We zijn toen ook gevlucht, naar Achtmaal, want Breda en het Ginneken zouden worden gebombardeerd. Maar we bleven niet lang weg. Binnen een paar dagen waren we al weer terug. De meeste Duitsers die bij ons kwamen, waren van die jonge jongens.”

“Ze wisten dat ze naar het ‘Ausland’ moesten en dat ze daar alleen maar als ‘kanonnenvlees’ dienden. En dan waren er ook de wat oudere Duitsers die van het front terugkwamen. Dat waren nooit van die echte fellen. Die zaten in Mariëndal in de Duivelsbruglaan. Dan had je ook nog de NSB-ers.” An van Dijk moet nog lachen als ze eraan denkt. De NSB had het politiebureau in het Ginneken overgenomen onder leiding van ‘D’, ook een NSB-er. Die moest het warme eten regelen voor de Duitsers die daar zaten. Op een keer kwam hij ons café binnengestapt en liep door naar de keuken. Moeder Verschuren zei nog: 'We hebben hier geen restaurant, ga maar naar Pietje Brouwers’. Maar nee hoor, D. zag een pan met konijn staan sudderen en nam die in beslag. Moeder Verschuren zei: 'Nou, vooruit dan maar, maar dan moet u wel zorgen dat ik er groente bij krijg, want die heb ik niet.”

We gingen niet weg, de Engelse piloot zei dat we niet bang hoefden te zijn…

D. kwam even later terug met sla. Moeder en dochters Verschuren maakten de sla aan met olie en azijn zoals het hoort. Maar voordat die op tafel kwam, ging de bak het hele café rond en iedereen 'tufte' er flink in. Alles werd nog eens goed door elkaar gehusseld en de Duitsers hebben er met smaak van gegeten. Toen ‘Bad Wörishofen’ in de Duivelsbruglaan op vrijdag 13 oktober 1944 gebombardeerd werd, was An van Dijk al getrouwd en woonde er vlak in de buurt. “Van ons huis uit is eigenlijk dat bombardement, dat op Mariëndal terecht had moeten komen, geregeld. Elke vrijdag kwam er in villa 'Mariëndal' een aantal hoge Duitsers met veel goud op hun uniformen. Ik had toen een ondergedoken Engelse piloot in huis. Dus ik vertelde dat tegen hem. Hij zei dat ik dat moest melden. Dat heb ik toen gedaan, bij iemand van de ondergrondse. Ze hebben foto's laten maken en het kon eigenlijk niet misgaan.”

“Er stonden vlak voor het bombardement twee mannen met witte regenjassen aan voor Mariëndal. Zo konden de vliegtuigen de plaats herkennen die ze moesten fotograferen. Die foto's zijn op maandag gemaakt en op donderdag zouden ze komen om te bombarderen. Dus wij zaten op die donderdag met ramen en deuren open voor de luchtdruk. We gingen niet weg, want die Engelse piloot zei dat we niet bang hoefden te zijn, want er zouden Tyfoons komen en die missen nooit. Maar donderdag gebeurde er niets. Vrijdags, toen alles dicht was, kwamen ze wel. Alle ruiten lagen er toen uit. Ik weet nog dat we in de kelder zaten. Ons Nelleke was toen één jaar. Mijn schoonvader was er, de piloot en mijn schoonzuster. Die zat maar van 'Heilige Maria en Jozef sta me bij, Heilige Maria en Jozef sta me bij'. De klap was zo hard dat bij ons de keldermuren op en neer gingen.”

Iedere dag werd de vloer van het café met schoon wit zand bestrooid…

“Wat precies de reden was dat het fout is gelopen, weet ik niet. De Duitsers hadden wel die nacht op Wörishofen rode kruizen op het dak aangebracht. Mijn broer werkte toen als kok in Wörishofen, maar hij is er gelukkig levend uitgekomen. Veel mensen zijn toen omgekomen. Bij Henri t' Sas was er een bom in het keldergat geschoten, die niet ontplofte. We moesten toen allemaal onze huizen uit, want er lagen nog meer bommen die onschadelijk gemaakt moesten worden. Ik moest toen met die Engelse piloot de straat op. Hij had zijn Engelse broek nog aan en een regenjas van mijn man. Achter de kinderwagen zijn we toen richting Boeimeer gelopen. Aan het gevaar dacht je niet. Daar sta je op zulke momenten niet bij stil.”

An van Dijk denkt met weemoed terug aan die tijden. Ook toen ze al getrouwd was en in de Duivelsbruglaan woonde, kwam ze nog vaak haar moeder helpen in het café. Er lag toen, net als nu, een planken vloer. Om zeven uur 's ochtends werden dan de ramen opengegooid en het café werd schoongemaakt en geveegd. Onder het café was een kelder waar wit zand in lag opgeslagen. Daarmee werd de vloer van het café bestrooid. Dat absorbeerde het vocht en daardoor bleef het schoner. Vaak stonden aan het buffet boeren te praten. De meesten pruimden. Op de tap stond wel een kwispedoor, maar na een paar borreltjes werd er meestal naast ‘getuft’. Toen de laatste Verschuren uit het café was vertrokken, werd de naam veranderd in ‘De Vrachtwagen’ en kwam er een nieuwe uitbater in.

2. Een oude afbeelding, gemaakt in het café Boerke Verschuren ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van [waarschijnlijk] de toenmalige winkeliersvereniging van de Ginnekenmarkt. De foto werd op 1 mei 1923 gemaakt.
3. Ook de nieuwe biervoorraad werd vroeger per paard en wagen aangevoerd. Dat gebeurde jaren lang vanuit de Raadhuisstraat, waar de familie Van der Reyt een eigen (Ginnekense) brouwerij runde.