De Duivelsbrug en alles er omheen vertelt u veel over een stuk bewogen Ginnekense geschiedenis



Het eerste huis in de buurt van de Duivelsbrug werd ergens rond het jaar 1740 gebouwd. Voor die tijd, zeg in de buurt van 1610, was er een overspanning over de Mark waar alleen voetgangers gebruik van konden maken. Paard en wagen en handkarren, veel meer was er in die tijd nog niet, moesten via een doorwaadbare plaats in de Mark bij (later) de Koningin Emmalaan oversteken. Dat kon alleen bij laag water, want eb en vloed golden in die tijd ook voor rivier de Mark.

Rond het jaar 1613 werd in de (nu) Duivelsbruglaan de eerste echte brug over rivier de Mark geslagen. Dat gebeurde mede op initiatief van Jan Keermans, de toenmalige eigenaar van kasteel Bouvigne. Dan kon hij met zijn koets beter in het Ginneken komen, was voornamelijk de reden. Breda was fel tegen de Ginnekense brug. Die zou de inkomsten (tolgeld) uit het vrachtverkeer van Breda naar België drastisch doen afnemen en dat kon natuurlijk niet..

De houten Ginnekense brug moest diverse keren worden herbouwd.

Het vrachtverkeer (toen met paard en wagen) zou via de brug een makkelijker weg naar Antwerpen krijgen en Breda links laten liggen. Dat scheelde in het heffen van tolgelden. Daarom werd de brug tot 1641 door sabotage en juridisch gehakketak meerdere malen afgebroken. Het vrachtverkeer moest dan toch weer via Breda. Maar er waren meer problemen. De (nu) Duivelsbruglaan tussen de Ginnekenmarkt en de Mark moest eerst nog door de gemeente Ginneken en Bavel gekocht worden. De toenmalige eigenaar was de dorpssmid. Toen het hoe langer hoe drukker werd bij de brug kwam ook hij op het idee er tol te gaan heffen. We hebben u al eerder verteld dat rond het jaar 1760 de naam ‘Duivelsbrug’ is ontstaan, maar ook namen als de ‘Ginnekenbrug’ en ‘de Brug’ bleven nog lange tijd in gebruik. Pas op het eind van de zeventiende eeuw werd de weg van Breda naar het Ginneken bestraat, zodat men via de Ginnekenmarkt naar de brug over de Mark kon rijden.

Tot aan het jaar 1880 werd de houten brug diverse malen herbouwd en schreef J. Heyne de legende van de Duivelsbrug. In 1884 werd een smeedijzeren brug gerealiseerd die in het jaar 1944 tijdens Tweede Wereldoorlog door een bombardement volledig werd verwoest. Het eerste huis bij de Duivelsbrug waar we het in begin van dit artikel over hadden, was een eenvoudige boeren woning. De eigenaar was Jan Pieter Jordens die op de Ginnekenmarkt ook de herberg had onder de naam “Het Rode Hert”. Deze herberg stond op de plaats van de huizen Ginnekenmarkt 9 t/m 12. In 1760 nam zijn zoon Pieter Jordens het beheer van de herberg van zijn vader over. Het gezin ging zelf in het huis aan de Mark wonen. Hier werden ook hotelgasten ondergebracht, alhoewel het slechts uit één kamer, keuken, schuur en zolder bestond.

Rond 1800 was er sprake van een herberg en een gewild handelsobject…

Voor de paarden was er achter het café een stal. De gasten moesten dus of op zolder of in de stal hebben geslapen. Uit de nog aanwezige akten blijkt dat het pand “De Postwagen” werd genoemd. In het begin van de negentiende eeuw kwam ‘De Postwagen’ bij de Duivelsbrug in handen van Ginnekenaar Johannes Herrijgers. Na zijn dood in 1852 werd hij opgevolgd door zijn schoonzoon Jacobus Adriaanssen. In 1865 werd alles doorverkocht aan kleermaker Adriaan Vlamings voor een bedrag van ƒ 5000,00. Vlamings verbouwde de uit 1870 stammende oude boeren bedoening en bouwde langs de weg een logement dat de naam “ Hotel Duivelsbrug” kreeg. Het hotel zou een belangrijke rol in de Ginnekense geschiedenis gaan spelen. De zaken in Hotel Duivelsbrug liepen zeer voorspoedig. Reden waarom Andries Roelands het oude logement liet afbreken en voor ƒ 100.000,- een nieuw en nog groter hotel liet bouwen.

Begin negentienhonderd werd Hotel Duivelsbrug ondergebracht in de ‘NV tot exploitatie van hotels, pensions en restaurants De Duivelsbrug Ginneken’. In het jaar 1920 werd de NV samengevoegd met Badinrichting Wörishofen, die vanaf 1883 was gevestigd op de hoek Baronielaan en de Duivelsbruglaan. Dr. Siegbert Clemens Maria Soer was directeur van het kuuroord Badinrichting Wörishofen dat in korte tijd internationaal furore maakte. Over de Duivelsbug, het hotel en het kuuroord zijn door ons al diverse artikelen geschreven en op onze website gezet. Als u ze gemist heeft of ze nog een keer wilt lezen, dan kunt u ze hierna met één muisklik alsnog op uw scherm zetten: > klik hier < voor de sage van de Duivelsbrug uit 1880 die door ons is herschreven. > Klik hier < voor de geschiedenis van het bekende kuuroord ‘Bad Wörishofen Ginneken’ en > klik hier < voor het bombardement op ‘Bad Wörishofen’ op vrijdag 13 oktober 1944.