Zestig jaar geleden kwam er in de Ploegstraat een speeltuin, maar pas na veel discussie en brieven.



1. De speeltuin aan de Ploegstraat ontspringt de huidige bezuinigingsdrift van de gemeente. Zou de ruzie in 1984 met de bewoners nog in het geheugen staan? Ook gaat de speeltuin in het vervolg op zondag open.
Voor het opsporen van de geschiedenis van de Ginnekense speeltuin aan de Ploegstraat kun je het best eerst een bezoekje brengen aan het gemeentelijke archief in Breda. Het dorp Ginneken werd in 1942 door Breda geannexeerd. De archieven zijn toen overgebracht naar het Bredase archief, dat nu gevestigd is aan de Parade 10 (ingang via de Keizerstraat). Daar wordt nu op papier het Ginnekens verleden bewaard en kan door iedereen worden ingezien en bestudeerd.

De speeltuin aan de Ploegstraat heeft als speelgelegenheid altijd erg positief bekend gestaan. Er is een groot aantal speeltuigen, er is een shotveldje enz. enz. Vast toezicht is ook aanwezig. Eerst door de veel te vroeg overleden Piet Nooijens. Daarna al weer heel wat jaren door André Kreeft. Je denkt wel eens dat zo'n voorziening vanzelf tot stand is gekomen, als het ware uit de blauwe hemel is komen vallen.

De bekende weg: een aantal bewoners stuurt de gemeente een brief…

Dat is niet zo. Iedere keer als je in de archieven duikt om het ontstaan van een dergelijke voorziening uit te zoeken en te beschrijven, kom je herhaaldelijk dezelfde rode draad tegen. Bewoners sturen een brief naar de plaatselijke overheid en laten met een handtekeningenlijst blijken dat velen het met het verzoek eens zijn. Zo is het ook gegaan bij het tot stand komen van de nu bijna 60-jarige Ginnekense speeltuin aan de Ploegstraat. We nemen u mee terug naar het jaar 1953. Er kwamen hoe langer hoe meer auto's in het straatbeeld. Kon tot dan de jeugd zonder gevaar voor lijf en leden op en aan de openbare weg spelletjes spelen en kattenkwaad uithalen, vanaf dat moment was het uitkijken geblazen. De jeugd uit en rond de Ploegstraat had daar geen last van. Ingesloten door de Franklin Rooseveltlaan, de Burgemeester Buijsenstraat en de Ploegstraat had men de beschikking over een veldje, een braakliggend stuk terrein.

Daar kon altijd naar hartelust gespeeld worden. In ieder geval tot in het begin van 1953. Toen werd het terrein aan het georganiseerde jeugdwerk verhuurd, die liet er onmiddellijk een groot hek om zetten. Vanaf dat moment gold er een ‘verboden toegang’. U kunt zich wellicht de gesprekken voorstellen, die in de directe omgeving losbrandden. De hele buurt was woedend. Op 17 juni 1953 pakte bewoner F. Koningstein zijn pen op en schreef, ook namens andere bewoners, een boze brief aan de Bredase gemeenteraad: “Ondergetekenden, bewoners van de Burgemeester Buijsenstraat en omgeving, vragen beleefd om Uw aandacht voor het volgende. Sedert kort is het terrein tussen de huizen aan de Franklin Rooseveltlaan, de Ploegstraat en de Burgemeester Buijsenstraat afgesloten. Daarmee is een openbaar speelterrein voor de jeugd verdwenen”, werd in de brief uitgelegd.

Bewoners horen helemaal niets meer en trekken opnieuw aan de bel…

De brief besloot met: “Zou het mogelijk zijn, dat er een deel van het terrein alsnog wordt opengesteld als OPENBARE speelgelegenheid. De ruimte daarvoor is absoluut aanwezig. Gaarne hopen we dat U de middelen daarvoor zult kunnen vinden, om deze voor ons onhoudbare toestand een redelijke oplossing te geven. Met de meeste hoogachting verblijven...” De brief was, behalve door bewoner F. Koningstein, ook voorzien van elf handtekeningen van medebewoners. Maar op de brief ontvingen de bewoners taal noch teken van de gemeente. Reden waarom op 15 september 1953 opnieuw aan de bel werd getrokken. Men kreeg toen als antwoord dat de brief nog niet in de gemeenteraad was behandeld. In de nieuwe brief klaagden de bewoners opnieuw hun nood. “Hoe het mogelijk was dat de jeugd hun speelterrein was ontnomen, waar men zich in de vrije tijd met sport en spel kon uitleven”, wilden vooral de steeds bozer wordende ouders weten.

‘Dat een dergelijke gelegenheid met een oppervlakte van ongeveer 15.000 m2 slechts mag dienen voor een tien- à vijftiental jongelui, die er slechts enkele uren per week ontspanning komen zoeken', was de bewoners een grote ergernis. Ondertussen werd er op het betreffende terrein een groot houten clubhuis geplaatst. Dat staat er ook nu nog. De groep bevoorrechte jongeren, zoals ze in de brief werd genoemd, waren de Verkenners en het Gilde uit de Fatimaparochie. Op twee fronten komt de speeltuinruzie daarna in een stroomversnelling. Binnen de gemeente wijst de dienst Openbare Werken (toen nog gehuisvest in een pand in de Karnemelkstraat) burgemeester en wethouders op een bepaling in het huurcontract van het in opspraak zijnde terrein. Die bepaling hield in dat de gemeente zich altijd het recht voorbehoudt om het terrein weer terug te nemen om het te bestemmen als algemene kinderspeeltuin. Er was dus een bruikbare uitweg voor het conflict gevonden.

Gemeente moest dit keer voor de goede zaak flink in de buidel tasten…

Dienst van Openbare Werken adviseerde de regel voor een deel van de grond van toepassing te verklaren, zoals de boze ouders per brief hadden geëist. Vanuit de Fatimaparochie gingen nu ook pastoor Asselbergs en kapelaan Theewes zich met de zaak bemoeien. Er vond op 16 oktober 1953 een gesprek plaats tussen beide geestelijken en de Bredase wethouder Stubenrouch. Mijnheer pastoor deelde de wethouder mee achter de actie van de bewoners te staan. Ook hij vond dat op een gedeelte van de grond een openbare speelgelegenheid moest komen die na schooltijd en op woensdag- en zaterdagmiddag door de jeugd kon worden gebruikt. Over de zondag werd niet gesproken, stond in het verslag van dat gesprek. De wijze van gebruik werd door pastoor Asselbergs ook ineens maar uit de doeken gedaan. Er moest ook een shotveldje komen en enkele speelwerktuigen.

Ook was het nodig dat er een permanent toezicht aanwezig zou zijn. Pastoor Asselbergs dacht daarbij aan een onderwijzer. Ook voor de financiering had hij al een plan klaar. De gemeente diende voor de goede zaak de nodige centen op tafel te leggen en de ouders van de kinderen die de speeltuin gebruikten zouden een kleine vergoeding moeten betalen. Een nog in te stellen speeltuinbestuur zou alles moeten regelen en daarop zou kapelaan Theewes (zo ging dat in die tijd) het oog moeten houden. En wat doe je dan na een dergelijk indringend gesprek met een geestelijke, nog wel mijnheer pastoor, van een toen nog zeer ‘Roomsch-katholiek Breda’? Ook de gemeente zei toen nog netjes ‘ja en amen’. Intern werd nog wel de vraag gesteld of de speeltuin nu wel of niet op zondag open zou mogen zijn. Maar daar werd niet op ingegaan. Dat was in die tijd onbespreekbaar.

Alle voorzieningen kwamen direct onder het toezicht van de gemeente…

Om een lang verhaal kort te maken, het terrein werd opgedeeld. Eén deel was voor de Verkenners en het Gilde en op het andere deel werd door de gemeente een openbare speeltuin aangelegd. Ook kwam er een shotveldje. De indertijd gemaakte indeling is er ook nu nog. De gemeenteraad stelde een bedrag beschikbaar voor de inrichting van het terrein, inclusief de speeltuin. Pastoor Asselbergs meldde het goede nieuws op 30 januari 1954 in 'De Stem van Fatima', het nieuwsblaadje van de Fatimaparochie. Het bericht stond bij een advertentie van firma De Ruyter uit de Prins Hendrikstraat 80 met de boodschap dat lange herenonderbroeken voor ƒ 2,95 te koop waren. Mooie nylons waren verkrijgbaar voor de prijs van slechts ƒ 1,95. In kleine lettertjes stond er bij: ‘met kleine boord- of voetfoutjes’. Op maandag 3 juli 1954 werd de speeltuin aan de Ploegstraat feestelijk in gebruik genomen.

Er werden door het bestuur al snel extra activiteiten georganiseerd als Vlaamse kermissen om het speelmateriaal verder uit te breiden. Zeer velen hebben zich in de jaren die volgden belangeloos voor de speeltuin ingezet. Namen noemen lijkt hier niet op zijn plaats, want je vergeet ongetwijfeld een paar harde werkers. En, uiteindelijk is toch het ontstaan, de groei en de bloei van de speeltuin de verdienste van de bewoners in en om de Ploegstraat. Dat wil niet zeggen, dat de speeltuin aan de Ploegstraat nooit in de problemen is gekomen en dat haar voortbestaan nooit is bedreigd. Het was in de jaren zeventig dat alle openbare voorzieningen onder de directe bemoeienis van de gemeente werden geplaatst. De tijd dat 'patronaatachtige organisaties', dus de pastorie, bepaalden hoe de openbare voorzieningen moesten functioneren, werd als ouderwets en in ‘deze moderne tijd’ niet meer haalbaar verklaard. Ook het ‘Patronaat’ in de Viandenlaan (nu Zaal Vianden) viel daar onder.

De gemeente liet in 1984 weten dat de speeltuin zou worden gesloten…

Door zo te handelen werden ook veel initiatieven door de burgerij opzij geschoven. Initiatieven die voor de speeltuin in de Ploegstraat inhielden dat werk dat gratis door de bewoners werd verricht, waar bedrijven zich vaak spontaan bij aansloten, niet meer werden gedaan. Het begrip ‘de overheid betaalt’ werd gemeengoed. Maar als het de overheid net als nu niet meer voor de wind gaat, dan pakt men gewoon het rode potlood en worden er strepen getrokken. 'Dan worden er prioriteiten gesteld', zoals dat in stadhuistaal heet. In 1984 deelde de gemeente mee dat de speeltuin aan de Ploegstraat om bezuinigingsredenen gesloten zou worden. Opnieuw stond het Ginneken terecht op haar achterste benen. Met een aantal omwonenden, direct betrokkenen, sprong toen de toenmalige Dorpsraad Ginneken in de ring. “Als het openhouden van een speelvoorziening in Ginneken zelfs te veel was voor de gemeente, dan moest men de speeltuin maar teruggeven aan de bevolking”, liet men de gemeente weten.

“Dan doen we het zelf wel”, werd de gemeente voorgehouden. Die trok bij. Er waren nog wat strubbelingen over het vaste toezicht van de speeltuin. De met de speeltuin vergroeide Piet Nooijens zou worden teruggetrokken, maar ook dat kon worden opgelost. Alles bij elkaar tonen de problemen wel aan dat de bewoners op hun hoede moeten zijn. Dat een 'zorgzame overheid' best met enig gezond wantrouwen bekeken mag worden. De toenmalige speeltuincommissie werd geleid door Ad Graauwmans (tevens voorzitter van de Dorpsraad Ginneken) en Cees van de Ende. Op zondag 18 september 1984 vond vanaf tien uur in de speeltuin een grote manifestatie plaats. Er werden voor de kinderen diverse gewilde, leuke en feestelijke activiteiten gehouden als: ponyrijden, oud-Hollandse spelletjes, rolschaatswedstrijden enz. De gemeente trok haar plan om de speeltuin te sluiten weer in. Die werd kort daarna volledig gerenoveerd. (Zie ook hoofdstuk Ginnekens Nieuwsblad). - Wim Siegmund.

2. De inmiddels overleden Ad Graauwmans (l) en Piet Nooijens hebben zich vele jaren ingezet om de speeltuin ‘draaiende’ te behouden. Ad Graauwmans was toen ook voorzitter van de Dorpsraad Ginneken.