De oorlog had dramatische gevolgen voor Koos van Dongen zijn buurjongen in de Bloemstraat.



1. Koos van Dongen vlak voor zijn overlijden in 2005. Vader Jan voorkwam dat Sint-Frans aan de Ginnekenweg werd gesloopt en voor het Ginneken behouden bleef. Koos beheerde tot aan zijn dood de instelling.
Koos van Dongen was niet alleen een van de eerste bestuursleden van de Jeugdcentrale Ginneken, toen men bijna dagelijks actief was voor de Ginnekense jeugd, hij heeft de Jeugdcentrale ook mee opgericht. Maar zijn grote betekenis voor het Ginneken gold ongetwijfeld alles wat er rond en met het voormalige klooster Sint Frans naast de Laurentiuskerk aan de Ginnekenweg gebeurde. Koos was jaren lang eigenaar van dit voor het Ginneken historische pand met de KJM-zaal als actiecentrum.

Werd vanaf 1924 de Ginnekense mannelijke jeugd met uiteenlopende activiteiten opgevangen in het Patronaat (nu zaal Vianden), de meisjes in het Ginneken hadden aan de Ginnekenweg een eigen adres in de KJM-zaal. Het kleine zaaltje had ook een toneel en was in vroeger jaren met schuifdeuren in twee kleine ruimtes op te splitsen. Kapelaan Knipscheer zwaaide er de scepter, vaak met harde hand. Kapelaan Slootmakers was de baas in het Patronaat bij de jongens.

Jan van Dongen, de vader van Koos, was de projectontwikkelaar voor…

Ergens begin jaren zeventig zou niet alleen het klooster Sint-Frans aan de Ginnekenweg, maar ook de naastgelegen meisjesschool worden gesloopt voor (toen nieuw in het Ginneken) het bouwen van appartementen. Dat zou het einde betekenen van de KJM-zaal en er zou een abrupt einde komen aan het oefenadres van een van de twee Ginnekense jeugddrumbands, ‘De Laurensdrummers’. Jan van Dongen, de vader van Koos was daar bestuurslid van, zeg maar rustig beschermheer en voor de neus van de projectontwikkelaar kocht hij Sint-Frans en het probleem was opgelost. Toen vader Jan overleed erfde Koos dit voor het Ginneken kostbare bezit en stelde de KJM-zaal jaren achter elkaar zonder enig winstbejag ten dienste van de Ginnekense gemeenschap. De Laurentiusparochie gebruikte de KJM-zaal om ‘s zondags na de mis de gelovigen voor een bakje koffie uit te nodigen.

Toen Koos van Dongen op 18 september 2005 overleed had hij in zijn testament geregeld dat de KJM-zaal tot in lengte van dagen voor de Ginnekense activiteiten behouden zou blijven. Koos werd in 1931 in het Ginneken geboren. Toen de Tweede Wereldoorlog in 1940 uitbrak was hij een jonge gast van negen jaar oud. Ook over de oorlog hebben we diverse gesprekken met hem gehad. Tijdens de bezetting maakte het alle verschil van de wereld of je een kind van vaderlandslievende ouders of van pro–Duitse ouders was, wist hij als geen ander. Zijn ook negen jaar oude buurjongen in de Bloemstraat zat in zo'n schuitje. Zijn ouders waren dan wel pro–Duits maar overigens goede buren, vertelde Koos tijdens een van de gesprekken. Zij deden geen mens kwaad, hebben nooit iemand verraden of benadeeld. Maar het lot was hen niet goed gezind en daar begint het levensverhaal.

Opa, de vader van zijn moeder, had hem werk beloofd bij de gemeente…

Koos onderhield nog jaren lang de beste contacten met zijn voormalige buurjongen, een man die zeer geïnteresseerd was in het Ginneken en die het Ginnekens geschreven nieuws als het ware spelde. Is het wel juist en netjes een verhaal te schrijven over die buurjongen zonder zijn toestemming? Na een kort telefonisch contact stuurde de man ons het oorlogsgedeelte van zijn levensverhaal, waaruit we zonder zijn naam te noemen vrijelijk mochten citeren. Hij werd in het jaar 1921 in Stukrade-Oberhausen (D.) geboren. Als baby van vijftien maanden vertrok hij met zijn ouders en zijn zusjes naar het Ginneken. Zijn opa, de vader van zijn moeder, had zijn vader werk beloofd als stratenmaker bij de gemeente. Opa was gemeenteraadslid en voorzitter van de R.K.-Werklieden Vereniging. Zijn functie als 'Suisse' in de Laurentiuskerk was een erebaantje.

Opa moet in de gemeenteraad problemen hebben gehad en dat liep uit op een stevige ruzie met de toenmalige burgemeester jhr. Th. Serraris. Het gevolg daarvan was, dat dochter en schoonzoon werk en huisvesting voorlopig wel konden vergeten. Het gezin bleef bij opa in de Bavelselaan wonen. Na enige tijd verhuisde het gezin naar de Ploegstraat. Gezien zijn vakmanschap kreeg hij werk bij een aannemer en zat hij zelden zonder. Tenslotte verhuisde het gezin naar de Bloemstraat en 'daar begon mijn mooie jeugd in een gezellige buurt', schreef de buurjongen ons. Op de lagere school zat hij bij meester Taks in de klas, waarna hij het bakkersvak ging leren. Dat was bij André Ballintijn, een fijne baas in de Julianastraat (nu Dillenburgstraat). Maar na korte tijd ging deze helaas failliet. Hij werkte daarna bij bazen in het Ginneken en in Breda. Op 10 mei 1940 brak de Tweede Wereldoorlog uit.

Zelf hadden ze een heel ander beeld van het nationaal-socialisme…

Ook de inwoners van het Ginneken sloegen massaal op de vlucht. In 1941 is de buurjongen van Koos in Duitsland gaan werken bij een bakker. Maar zijn vader raakte zonder werk en wilde terug naar zijn oude stek in Oberhausen. In plaats daarvan werd hij op de trein gezet met als bestemming een werkkamp in Christianstad dicht bij de Poolse grens. De buurjongen liep weg bij zijn bakkersbaas, omdat hij bij zijn vader wilde zijn. Het was er slecht en ze zagen tot hun grote teleurstelling hoe onder meer Joodse kampbewoners door de Duitsers werden mishandeld. Zelf hadden ze een heel ander beeld van het nationaal-socialisme en zijn vader, een impulsief man, stak dat niet onder stoelen of banken. Het nationaal-socialisme hoefde voor hem niet meer. Toen ze op het punt stonden om met verlof naar huis te gaan, werd de vader gearresteerd.

Eenmaal thuis aangekomen meldde de buurjongen zich, zonder dat zijn ouders dat wisten, bij het Arbeidsbureau. Een zekere Herr Blaneke, verantwoordelijk voor uitzendingen naar Duitsland, ging onmiddellijk akkoord met zijn voorstel om te tekenen voor de SS als zijn vader vrij werd gelaten. Hij ontving een opleiding in het plaatsje Graz (Oostenrijk) en het 'Truppenübungsplatz' Auerbach (Beieren). Het bleek dat hij niet kon schieten vanwege een onherstelbaar defect aan zijn linkeroog, opgelopen tijdens een wild spelletje op twaalfjarige leeftijd. Hij werd als vakman ingedeeld bij een verzorgingseenheid in Joegoslavië bij een bakkerijcompagnie, bestaande uit drie mobiele bakovens, vier vrachtwagens en een grote waterwagen. De bakkerij werd ingezet achter de frontlijn bij Leningrad.

Tot grote verbazing van de buurjongen wees hij tien personen aan…

De locatie van de mobiele bakkerij lag op zeer korte afstand van een klein concentratiekamp. Joodse gevangenen uit dat kamp werden als extra hulpkrachten bij de bakkerij ingedeeld, waaronder een kapper, een kleermaker en een dokter. Voor tandheelkundige behandeling moesten ze naar het concentratiekamp, waar een Duitse tandarts zijn praktijk uitoefende. De buurjongen had veel medelijden met de hongerige hulpkrachten en stopte hen van alles toe met het dringende verzoek hun buik tijdens de dienst vol te eten en vooral niets mee te nemen. Gevangenen werden bij terugkeer in het kamp vaak gefouilleerd. Dat gebeurde en de kapper werd gegrepen. De compagnie moest aantreden en de joodse kapper moest na de nodige mishandelingen degenen aanwijzen die hem het voedsel hadden gegeven. Dat bleken tot de grote verbazing van de buurjongen tien personen te zijn waaronder uiteraard hijzelf.

Ze hadden het voor elkaar verzwegen, omdat de risico's te groot waren als ze gepakt werden. In het vonnis van het 'Kriegsgericht' werden ze veroordeeld dienst te nemen in het zogenaamde 'Himmelfahrtskommando'. Dat hield in dat ze tussen de frontlinies dode en gewonde Duitsers moesten wegslepen achter de eigen linies. Dat was niet alleen uiterst onaangenaam, maar ook zeer gevaarlijk werk. 'De nachtmerries kwamen later', schreef de buurjongen ons. Toen kwam het moment dat ze door de Russen omsingeld werden en alleen de weg over zee overbleef. Vele schepen werden door Russische onderzeeërs getorpedeerd, maar de buurjongen bereikte ongedeerd Stettin en werd direct doorgezonden naar Berlijn. Het was inmiddels 1944 en in Berlijn was de hel losgebarsten. Het was geen vechten meer, maar weglopen en je verstoppen voor de Russen. De capitulatie kwam, waarna de buurjongen zich in een groepje van acht man verplaatste in de richting van de Engels/Amerikaanse zone.

De buurjongen omschreef zijn verblijf in gevangenschap als 'geen beste tijd'…

Overdag hielden ze zich schuil in de bossen om 's nachts verder te trekken. Dat ging goed, totdat ze door de Russen werden gegrepen en gevangen gezet. De buurjongen omschreef zijn verblijf in gevangenschap als 'geen beste tijd'. Op zekere dag werden ze, Vlamingen, Elzassers, Luxemburgers en Nederlanders, op de trein gezet naar de Engelse zone. De Engelse inlichtingendienst was zeer geïnteresseerd in zijn ervaringen met de Russen. Hij kreeg werk in een Engelse bakkerij. Weer later werd hij met andere Nederlanders overgebracht naar kamp Vught in Nederland. Hij kon zich vrijwillig melden als mijnwerker, wat hij met beide handen aangreep. Na zijn vrijlating in 1948 trouwde hij en bleef nog een aantal jaren in de mijn werken. Intussen volgde hij avondlessen in het vak reclametekenen, etaleren, vrij tekenen en schilderen. Toen zijn vrouw heimwee kreeg verhuisden ze naar haar geboorteplaats. Daar verdiende hij een goede boterham met schilderen.

We lieten dit artikel aan Koos van Dongen en de buurjongen lezen. De laatste benadrukte dat alles wat hem was overkomen zijn eigen schuld was. Zijn hulp aan de in de mobiele bakkerij tewerkgestelde Joden uit het concentratiekamp in Estland zal, gezien ook het vonnis van de krijgsraad, geen mens opvatten als een soort schoonpraterij. Ieder weldenkend mens zou dit gedaan hebben, aldus de buurjongen. Hij benadrukte ook dat hij in de oorlog 'aan de foute kant' zat, maar het waren niet allemaal onmensen, de Duitsers. Hij heeft in de oorlog geen schot gelost en geen mens door verraad of anderszins leed berokkend. “Dat neemt niet weg dat ik, door bij de vijand te hebben gehoord, toch een schuld op me heb geladen waar ik altijd last van zal blijven houden”, schreef de buurjongen ons in 1995.

Beiden leven voort in onze herinneringen, ieder met hun eigen verhaal…

Koos van Dongen meende terecht dat dit verhaal ook thuis hoort in de verslaglegging over wat inwoners van het Ginneken hebben meegemaakt in de Tweede Wereldoorlog. Ook dat was een van de kanten van de oorlog. Koos van Dongen zelf heeft, evenals de overgrote meerderheid van de Ginnekense schoolkinderen, een relatief onbezorgde jeugd gekend tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het werd even spannend toen de Duitsers rond Dolle Dinsdag de school in de Dillenburgstraat vorderden, de lessen werden opgeschort. Maar dat was zeker geen aanleiding tot verdriet of teleurstelling bij de kinderen. Koos van Dongen overleed op 18 december 2005 en werd op het kerkhof aan de Vogelenzanglaan begraven. Ook de buurjongen is overleden. Beiden leven voort in onze herinneringen, ieder met hun eigen verhaal. Dat zij mogen rusten in vrede.

2. Kinderen poseerden in 1944 met Poolse militairen op het plein van de Laurentiuskerk aan de Ginnekenweg. De kleine foto’s links en rechts zijn vijftig jaar later gemaakt, foto links boven Koos van Dongen.
3. De KJM-zaal hoorde vroeger bij klooster Sint-Frans en werd gebruikt voor activiteiten voor de Ginnekense meisjes. Kapelaan Knipscheer had er de leiding en deed dat soms met harde hand.
4. De activiteiten van de Jeugdcentrale Ginneken vonden plaats in het Patronaat (nu zaal Vianden). Koos van Dongen was een van de oprichters en ook vele jaren ook bestuurslid.