Café Boerke Verschuren bestaat al eeuwen en het viel niet in de smaak bij burgemeester Th. Serraris



1. Café Boerke Verschuren staat nog steeds naast de kerk op de Ginnekenmarkt. Het café staat er al eeuwen en bepaalde mede de sfeer van het dagelijkse leven in het Ginneken. Jong en oud, arm en rijk, van wel of geen 'goede afkomst', het waren allemaal klanten.
Heel lang geleden, vóór alle oorlogen, bestond café 'Boerke Verschuren' op de Ginnekenmarkt al. Als herberg of uitspanning zoals dat in vorige eeuwen werd genoemd. De boeren kwamen er met hun paard en wagen en de eiervrouwtjes met hun korven vol eieren. Maar ook de mensen uit het dorp waren er vaak te vinden. Gewoon voor de gezelligheid, het drinken van een glas bier of om het laatste nieuws te horen. ‘Boerke Verschuren’ was een echt volkscafé, voor alle rangen en standen.

Naast het café stond tot ver in de twintigste eeuw ook een weegbrug in een klein huisje, ‘het weeghuisje’. De boeren kwamen met hun volle karren aanrijden, die werden gewogen. En als ze hun spullen op de markt verkocht hadden, werd de lege kar opnieuw gewogen. Zo wist men precies hoeveel ze afgeleverd hadden. Mevrouw An van Dijk-Verschuren, een van de dochters van Boerke Verschuren, vertelde ons in een gesprek dat we in 1986 met haar hadden, dat haar vader het café ongeveer 75 jaar geleden had gekocht.

We waren een gezin met tien kinderen en woonden toen boven het café…

Hij heeft het indertijd gekocht van Toon Nooten. “Mijn vader is altijd boer geweest. Zijn vader was een hele behoorlijke boer en als zijn zonen gingen trouwen, kregen ze van hem een boerderij met een stuk grond er bij. Mijn vader kreeg toen een boerderij in Ulvenhout. Maar omdat zijn vrouw altijd ziek was, is hij daarmee gestopt en kocht hij het café op de Ginnekenmarkt. Zijn vrouw stierf en hij hertrouwde met mijn moeder, Pietje. Wij waren thuis met tien kinderen, vier jongens en zes meisjes. Wij woonden boven het café. In die tijd waren er wel verschillende kinderen op kostschool. We hadden boven het café een grote slaapkamer, waar we met drie meisjes sliepen. Dan was er nog een klein kamertje, daar sliep één meisje en op de zolder sliepen vier jongens.”

“Moeder, Pietje Verschuren, was eigenlijk degene die het café dreef. Vader deed niet zoveel, die had een goed leven”, vertelde An van Dijk-Verschuren. “In het begin hielp hij nog wel, omdat de kinderen voorspoedig kwamen, maar later deed hij niet zoveel meer. In die tijd kwam echt iedereen in het café, de notaris, de pastoor, de jonge baron Prisse. Maar die kwam stiekem, want zijn vader vond dat niet goed. Als hij vakantie van school had, kwam hij altijd even langs de markt. Een keer in de week kwamen de notabelen van Breda. Daar was ook een rechter bij. Ze waren dan met een man of zeven en ze kwamen bij 'den Boer' een borreltje drinken. Dat ging ze goed af. Van ons café gingen ze dan naar Hotel ‘Dennenoord’ om te kegelen.”

Serraris was een vinnig manneke en bonsde na sluitingstijd op de deur…

“Burgemeester Serraris zag je nooit in het café, want die was altijd kwaad, omdat het café 's nachts te laat open bleef. Op een keer, het was al na sluitingstijd, kwam hij op de deur kloppen, maar niemand deed open natuurlijk. Moeder Verschuren rende naar boven om haar nachtgoed aan te doen en de klanten verstopten zich in de kolenschuur. Toen kwam Burgemeester Serraris achterom en hij stampte de achterdeur open. Maar hij had het niet door. Burgemeester Serraris was een vinnig manneke. Bastiaansen de gemeenteontvanger en Aartsen de opzichter, kwamen wel vaak in ons café. Aartsen kwam zelfs in de oorlog alle dagen zijn twee borreltjes halen en zijn pijp stoppen, want vader Verschuren had altijd goeie tabak”.

”Janeke Jansen was ook een trouwe klant. Hij ging altijd vissen, iedere dag. Dan kwam hij 's morgens vroeg om een uur of acht, bestelde een borrel die hij op zijn gemak op dronk. Na zijn tweede borrel legde hij zijn centen op tafel, zei niks en ging op zijn borrel ‘knauwend’ weer weg. Op een keer kwam hij weer en zei: “Anneke, krijg ik van jou een borreltje”. Ja hoor, dat kreeg hij. Toen zei hij: “Krijg ik er nog een”, ook dat kon. Toen hij weg wilde gaan riep An: "Hé, hé, betalen." Janeke Jansen slikte zijn borrel door en zei: "Ik heb toch gevraagd of ik ze kréég?" Hij zei: "Geef me er nu nog maar een, want de laatste heb ik per ongeluk doorgeslikt en die zal ik betalen". Met zijn hoofd achterover dronk hij in één slok het glas leeg en al knauwend vertrok hij.”

‘Ginnekens Bruin’ smaakte zurig, de kinderen dronken het met suiker…

“Heintje Staal, hij had zelf een café in de Raadhuisstraat, was ook een geregelde klant van Boerke Verschuren en Boerke bij hem. Vaak sjokten ze van het ene café naar het andere om bij elkaar borreltjes te drinken. ‘Ginnekens Bruin’ en een 'Bosch Popke' waren toen de meest gewilde drankjes. Bossche Pop was jenever dat werd bereid met allerlei kruiden. Dat moest je dan een tijd laten staan, dan kon je het pas drinken. Het Ginnekens Bruin werd bij Van der Reyt gebrouwen. De Ginnekense molenaar had destijds ook een brouwerij in de Raadhuisstraat. Ginnekens Bruin was bier zonder koolzuur. Het werd met de handpomp naar boven gepompt. Er zat geen schuim op en het smaakte een beetje zurig. Veel kinderen dronken het toen met suiker.”

An van Dijk-Verschuren vertelde dat ze, ondanks de vele Duitsers die in de oorlog in het café kwamen, de oorlog toch goed zijn doorgekomen. “We hadden natuurlijk wel eens moeilijkheden met die Duitsers, maar ze waren meestal toch niet echt lastig. Wel werden we op een gegeven moment door de Ginnekenaren als 'deutsch-feindlich' aangemerkt. Waarom weet ik niet precies meer. Mijn zus Bep heeft toen nog een tijdje vastgezeten in Scheveningen, voor het beledigen van de Duitse Wehrmacht. Toen de oorlog in 1940 uitbrak, heb ik de Fransen zien komen met hun wagens en hun ezels. Dat was zo erg, die jongens kropen in de bomen en de Duitsers schoten op ze. We zijn toen ook gevlucht, naar Achtmaal, want Breda en het Ginneken zouden worden gebombardeerd werd verteld. Maar we bleven niet lang weg. Binnen een paar dagen waren we al weer terug. De meeste Duitsers die bij ons kwamen, waren van die jonge jongens.”

De NSB-er zag een pan met konijn staan sudderen en nam die in beslag…

“Ze wisten dat ze naar ‘Ausland’ zouden moeten en dat ze daar alleen maar als ‘kanonnenvlees’ dienden. En dan waren er ook nog de wat oudere Duitsers die van het front terugkwamen. Dat waren nooit van die echte felle. Die zaten in Mariëndal in de Duivelsbruglaan. Dan had je ook nog de NSB-ers.” An van Dijk moest nog lachen als ze eraan dacht. De NSB had het politiebureau in het Ginneken overgenomen onder leiding van ‘D’, ook een NSB-er. Die moest het warme eten regelen voor de Duitsers die daar zaten. Op een keer kwam hij bij ons binnen en liep gelijk door naar de keuken. Moeder Verschuren zei nog: 'We hebben hier geen restaurant, ga maar naar Pietje Brouwers’. Maar nee hoor, D. zag een pan met konijn staan sudderen en nam die in beslag. Moeder Verschuren zei: 'Nou, vooruit dan maar, maar dan moet u wel zorgen dat ik er groente bij krijg, want die heb ik niet”.

”D. kwam even later terug met sla. Moeder en dochters Verschuren maakten de sla aan met olie en azijn zoals het hoort. Maar voordat die op tafel kwam, ging de bak het hele café rond en iedereen 'tufte' er flink in. Alles werd nog eens goed door elkaar gehusseld en de Duitsers hebben er met smaak van gegeten”. Toen ‘Bad Wörishofen’ in de Duivelsbruglaan op vrijdag 13 oktober 1944 gebombardeerd werd, was An van Dijk al getrouwd en woonde er vlak in de buurt. “Van ons huis uit is eigenlijk dat bombardement, dat op Mariëndal terecht had moeten komen geregeld”, weet An van Dijk. “Elke vrijdag kwam er in villa 'Mariëndal' een aantal hoge Duitsers met veel goud op hun uniformen. Ik had toen een Engelse piloot in huis. Dus ik vertelde dat tegen hem. Hij zei dat ik dat moest melden. Dat heb ik toen gedaan, bij iemand van de ondergrondse. Ze hebben foto's laten maken en het kon eigenlijk niet mis gaan”.

We gingen niet weg, de Engelse piloot zei dat we niet bang hoefden te zijn…

“Er stonden vlak voor het bombardement van ‘Bad Wörishofen’ twee mannen met witte regenjassen aan, zodat de vliegeniers de plek konden herkennen. Er zijn op maandag foto’s gemaakt, op donderdag zouden de Engelsen komen om te bombarderen. Dus wij zaten op die donderdag met ramen en deuren open voor de luchtdruk. We gingen niet weg, want de bij ons ondergedoken Engelse piloot zei dat we niet bang hoefden te zijn, want er zouden Tyfoons komen en die missen nooit hun doel. Maar donderdag gebeurde er niets. Vrijdags, toen alles dicht was, kwamen ze wel. Alle ruiten lagen er bij ons uit. Ik weet nog dat we in de kelder zaten. Ons Nelleke was toen één jaar. Mijn schoonvader was er ook, evenals de piloot en mijn schoonzus. Die zat maar van 'Heilige Maria en Jozef sta ons bij, Heilige Maria en Jozef sta ons bij'. De klap was zo hard dat bij ons de keldermuren op en neer gingen.”

“Wat precies de reden was dat het fout is gelopen, weet ik niet. De Duitsers hadden wel die nacht op Wörishofen rode kruisen op het dak aangebracht. Mijn broer werkte toen als kok in Wörishofen, maar hij is er gelukkig levend uitgekomen. Veel mensen zijn toen omgekomen. Bij Henri t' Sas was er een bom in het keldergat geschoten, die niet ontplofte. We moesten toen allemaal onze huizen uit, want er lagen nog meer bommen die onschadelijk gemaakt moesten worden. Ik moest toen met onze Engelse piloot de straat op. Hij had zijn legerbroek nog aan en een regenjas van mijn man. Achter de kinderwagen zijn we toen in de richting van Boeimeer gelopen. Aan gevaar dacht je toen niet. Daar sta je op zulke momenten niet bij stil.”

Iedere dag werd de vloer van het café met schoon wit zand bestrooid…

An van Dijk denkt met weemoed terug aan die tijden. Ook toen ze al getrouwd was en in de Duivelsbruglaan woonde, ging ze nog vaak haar moeder in het café helpen. Er lag in het café toen, net als nu, een planken vloer. ’s Morgens om zeven uur 's ochtends werden de ramen opengegooid en het café werd schoongemaakt en geveegd. Onder het café was een kelder waar wit zand in lag opgeslagen. Daarmee werd de vloer van het café bestrooid. Dat absorbeerde het vocht en daardoor bleef het schoner. Vaak stonden aan het buffet boeren te praten, de meesten pruimden. Op de tap stonden wel kwispedoren, maar na een paar borreltjes werd er meestal naast ‘getuft’. Toen de laatste Verschuren uit het café was vertrokken, werd de naam veranderd in Café ‘De Vrachtwagen”. Sinds 1986 heet de oudste Ginnekense uitspanning Café 'Boerke’.

2. Een oude foto, gemaakt in café Boerke Verschuren ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van (waarschijnlijk) de winkeliersvereniging van de Ginnekenmarkt. De foto werd op 1 mei 1923 gemaakt. Van links naar rechts: Toon Nooten, Beens [de loodgieter], bakker de Kanter, [staand daarachter] fotograaf Melai, Driek van Opstal [slager en oom van Jan van Opstal], Boerke Verschuren, de Kanter. Zittend daarvoor de toen gemeentesecretaris Bastiaansen en staande: Koos Beekers de fietsenmaker, Frans van de Brand - sigaren, J en M zijn ons onbekend. Verder Thijs van Geel [matrassen], Grootveld [militair], Nelemans [had een pension in het latere huis van Elissen] en als laatste op de foto bakker Oonincks. De letters op de foto stonden er al op en moesten kennelijk dienen als een geheugensteuntje.
3. Diverse bekende Ginnekense verenigingen waren ‘thuis’ bij Boerke Verschuren als voetbalvereniging Baronie en gymnastiekvereniging Sint Christophorus. De foto toont de hulding van Baronie in verband met een kampioenschap.