Via de ‘Ginnekenpoort’ kwam je buiten de muren van Breda. Dat was eeuwenlang oorlogsgebied.



1. In vorige eeuwen was Breda omringd met vestingwerken en was niet veel groter dan [nu] eng binnen de singels.
Vóór 1870 was Breda nog omgeven door vestingwerken. De oppervlakte van de stad was toen niet groter dan je nu als eng binnen de singels zou kunnen aanduiden. De vestingwerken hebben door de eeuwen heen voor Breda veel vijanden tegengehouden. Tal van keren is Breda belegerd en probeerde men haar verzet te breken door aanvallen of uithongering. Het mag duidelijk zijn dat ook Ginneken nauw bij dergelijke ontwikkelingen betrokken werd.

Dit verhaal begint in 1512, toen door de landmeter Meerten Thonijsz. van Ooitgensplaat te Breda de eerste ontwerpen werden ingediend voor de aanleg van nieuwe vestingwerken voor de stad. Rond die tijd (1538) ontstonden in Breda ook namen als de Ginnekenstraat en de Ginnekenpoort (Ghynnekenspoort). De laatste was een stadspoort die doorgang door de vestingwerken verleende in de richting van het dorp Ginneken. De Ginnekenpoort was gelegen (midden op) waar nu het Van Coothplein is.

Roverijen en plunderingen rond Ginneken vonden dagelijks plaats…

Een en ander duidt er op, aldus de historicus A. Hallema later, dat de heerbaan vanuit Breda, voor het vervoer van personen en goederen, het eerst op Ginneken was gericht. Doch de tijden toen waren niet zonder risico's. Roverijen en plunderingen bracht menig reiziger en goederentransport in groot gevaar en niet zelden ontaardde dat in een kleine ramp. Bewoners van alleenstaande boerderijen hadden erg te lijden onder het gespuis, dat zich op en rond de wegen van Breda bevond. Nog veel kritieker werd de toestand voor Ginneken als Breda werd belegerd. Toen de Spanjaarden onder Alva de Nederlanden kwamen bezetten, dus ook Breda, kreeg de stad in 1568 een (in huur) Italiaanse ruiterbende binnen de muren.

Werklieden uit de dorpen Ginneken, Princenhage en Teteringen werden opgecommandeerd om aan de vestingwerken van de stad te werken. Het kwam een tiental jaren later zelfs zo ver, dat ook de inwoners van de dorpen rondom Breda, waaronder Ginneken, moesten meebetalen om de Bredase vestingwerken te kunnen onderhouden. Deze verplichting heeft geduurd tot in de 17e eeuw. Er bestaan documenten waarin is te lezen dat Ginneken in 1578 zo'n 260 gulden op tafel moest leggen voor het mee aanleggen van nieuwe bastions in de vestingwerken, waaronder een bij de Ginnekenpoort. Ook deinsde men er niet voor terug, zoals in 1581 op last van de Prins van Oranje, de dorpsklokken van Ginneken, Bavel, Princenhage en Teteringen op te vorderen.

Dan gingen de poorten dicht en werden er kerkdiensten gehouden…

De klokken werden naar Antwerpen gebracht om er kanonnen van te laten gieten, die op de Bredase vestingwerken werden geplaatst. AI deze (opgelegde) inspanningen hielden echter niet in, dat de Ginnekense inwoners zich een stuk veiliger mochten voelen. Integendeel, relatief veilig kon men zich wanen binnen de Bredase vestingwerken zelf. Als Breda weer eens werd belegerd gingen de poorten dicht en werden er kerkdiensten gehouden om bij onze lieve heer en alle heiligen het ontzet af te smeken. Inwoners van onder andere Ginneken zaten direct met grote problemen. Bij hen werd de vijand niet alleen ingekwartierd, vaak werd er ook een onderhoudsplicht gevorderd.

Zo ook in de tachtigjarige oorlog. Ginneken, UIvenhout en Bavel hebben veel te lijden gehad door het feit, dat ze zo dicht bij Breda lagen. Over de nacht van 4 maart 1590 hoef ik u natuurlijk niets meer te vertellen? Toch wel? U weet wel 'Het Turfschip'. Spanjaarden werden door een list, met veel blaam beladen, de stad uit gejaagd. Toen ze weer bij zinnen waren zetten ze onmiddellijk een tegenaanval in, zodat het oorlogsgeweld gewoon doorging. Door strooptochten van soldaten en rondtrekkend gespuis, kwamen in genoemde dorpen de handel, landbouw en veeteelt volledig stil te liggen. Gaat men er van uit, dat het in die dagen gewoonte was om legers samen te stellen uit het 'schuim der natie', dan is het te begrijpen wat voor lot de burgerij in oorlogstijd beschoren was.

De bossen bij Ginneken leverden goed hout voor de belegeringswerken…

Dat Ginneken vrijwel altijd de dupe was van oorlogshandelingen tegen Breda, had een aantal redenen. Ten eerste was de rivier de Mark voor Breda toen nog een voorname toevoerweg voor personen en goederen. De aanvallende partij sneed deze levensader zo snel mogelijk af. Dat gold ook voor de heerbanen (nu Ulvenhoutselaan en Bouvignelaan) in de richting van Antwerpen. De bossen bij Ginneken leverden goed hout voor de belegeringswerken en de grond rond Ginneken was van een dusdanige samenstelling dat ze zeer geschikt was voor de aanleg van verschansingen. Tussen 25 juli 1624 en 5 juni 1625 was het weer helemaal raak. De Spanjaarden, met aan het hoofd veldheer Spinola, belegerden Breda.

In die strijd ging voor een groot deel de kerk in Ginneken (Ginnekenmarkt) en het gemeentearchief dat in de kerk was opgeslagen door brand verloren. De toren van de kerk was een perfecte uitkijkpost en daar stak Breda (met vuur) een stokje voor. Op 27 augustus 1624 begon voor Ginneken de ellende pas goed. De troepen van Medina rukten op vanuit Gilze en bereikten nog dezelfde dag Ginneken. De krijgsmacht bestond uit tien compagnieën ruiterij en 4.000 man infanterie. In de buurt van Ginneken vonden de eerste schermutselingen plaats. Vanuit Breda werd met zeven kanonnen op de vijand geschoten, waarna onmiddellijk een uitval plaatsvond, dit alles zonder resultaat.

Veldheer Spinola kwam zelf in het Ginneken poolshoogte nemen…

Een paar dagen later kwam veldheer Spinola zelf in het Ginneken kijken. Vanaf de kerktoren bij de Ginnekenmarkt (de brand had nog niet plaatsgevonden) overzag hij de omgeving en gaf hij zijn aanwijzingen. Onmiddellijk begon men met het aanleggen van de nodige verschansingen, waarvoor de burgerij verplicht werd opgetrommeld. Het 'Leike', toen nog 'op de Leve' geheten (een smal riviertje dat ook bij het Oranjeplein stroomde) werd ook versterkt. Hetzelfde gebeurde bij de stelling bij de Duivelsbrug. Er moesten veel monden gevoed worden, dus het eten werd al gauw schaars. Toen de vijand in zicht kwam waren nogal wat boeren met hun vee en have binnen de muren van Breda gevlucht om aan inbeslagname te ontkomen.

In tijden van oorlog trad Breda altijd zeer voortvarend op. Men had daar een ruime ervaring in, zou je kunnen zeggen. Zo ook tijdens de belegering door de Spanjaarden. Om een vrij schootsveld te hebben werd alles wat daarvoor in de weg stond: huizen, boerderijen, bomen, enz. afgebroken of platgebrand. Dat gebeurde ook tussen de Ginnekenpoort (het Van Coothplein) en het dorp Ginneken (zeg maar het Oranjeplein). Ook werd, als dat nodig werd geacht, de sluis bij de Ginnekenpoort dichtgedraaid. Daardoor stroomde het water van de Mark en de Aa over de ommelanden en liep alles onder water. Dergelijke overstromingen konden zich doen gelden tot in Hoogstraten.

Met slaande trom en vliegende vaandels verliet de gouverneur de stad…

De uitvallen vanuit Breda in de richting van Ginneken konden de daar gelegerde vijand niet veel schade berokkenen. Daarvoor was de vesting in Ginneken te sterk, met negen grote opgestelde stukken. Op 5 juni 1625 moest Breda, uitgeput en uitgehongerd, de strijd staken. Gouverneur Justinus van Nassau gaf zich met zijn soldaten over. Een groot en fraai schilderij van deze overgave bevindt zich in de hal van het Bredase stadhuis. Met slaande trom en vliegende vaandels verlieten de gouverneur en zijn manschappen de stad. Zij werden door Spinola met respect bejegend vanwege hun moedig gedrag. Het Spaanse kamp in Ginneken werd na de overgave van Breda opgebroken. Een bezettingsmacht werd in de stad zelf gelegerd.

Je zou hopen dat er vanaf dat moment voor Ginneken betere tijden aanbraken, maar niets is minder waar. Gedurende twaalf jaar had de Baronie van Breda zwaar te lijden onder muitende en slecht betaalde Spaanse soldaten, die al rovend en anderen kwaad berokkenend rondtrokken. Klagen bij de Spaanse autoriteiten in Breda hielp niet. De klachten werden gewoon terzijde gelegd. Maar het kon toch nog erger. Op 25 juli 1635 kwam Prins Frederik Hendrik aan op de heide van Ginneken. De 'stedendwinger' was voornemens om de erfenis van zijn vader, de 'Oranjestad Breda’, op de Spanjaarden terug te winnen. Vanuit het zuiden rukte hij op naar Breda. Zijn neef, Hendrik Casimir I (stadhouder van Friesland) deed dat vanuit Teteringen en Terheijden.

Tegen strooptochten buiten de muren werd toen streng opgetreden…

Opnieuw had Ginneken hoog bezoek. De bevolking had zich nog niet eens hersteld van het vorige gevecht . Nog meer dan onder Spinola werden de Ginnekense inwoners ingeschakeld bij de belegeringslinie. De prins koos onderdak in kasteel Bouvigne. Een grote legermacht sloot Breda in. De aanval op de stad werd vanuit het Ginneken geleid. De strijd duurde precies 52 dagen. Toen kon Prins Frederik Hendrik de stad weer in bezit nemen. We schrijven 11 oktober 1637. Het verschil met de Spaanse bezetting was, dat de troepen van de prins in Breda beter gelegerd en verzorgd werden. Tegen strooptochten buiten de muren van Breda werd streng opgetreden. Langzaam keerde ook in Ginneken het normale leven terug.

Maar door de jaren heen zouden steeds opnieuw problemen ontstaan, waarbij het gebied rond Breda nauw betrokken was. Bijvoorbeeld in 1672, tijdens de viervoudige oorlog met Engeland, Frankrijk, Munster en Keulen. Een eeuw later ook, in 1793, toen Breda opnieuw belegerd werd, nu door de Fransen. De 'Franse tijd' brak aan. Ook in Ginneken, meldt historicus A. Hallema, kon de vrijheidsboom worden geplant. Het zou tot in onze eeuw duren voordat het weer veilig werd in het gebied tussen Ginneken en Breda. Rond 1870 werden de Beradse vestingwerken afgebroken, ook de Ginnekenpoort. Als u zich in het gebied tussen het Van Coothplein en het Oranjeplein bevindt moet u er nog maar eens aan denken. Daar is het eeuwen lang oorlogsterrein geweest.

2. Door de Ginnekenpoort (op het Van Coothplein) ging men via de Ulvenhoutselaan en de Bouvignelaan naar België.