Een beeldenstorm woedde door de eens zo fraaie kapel van het Laurensziekenhuis in het Ginneken.



Als de kapel van het Laurensziekenhuis vijftien jaar geleden was afgebroken, dan zouden daar niet veel mensen van wakker hebben liggen. Of het zouden wat oudere mensen moeten zijn die speciale herinneringen aan de kapel hebben. Mensen misschien ook die ooit verpleegd werden in het voortreffelijke Laurensziekenhuis en die in de kapel momenten van troost hadden gevonden. De toenmalige Dorpsraad Ginneken heeft zich indertijd met succes verzet tegen de sloop van de kapel .

Het idee van de Dorpsraad Ginneken om de kapel binnen een latere bebouwing van het ziekenhuisterrein aan de Ulvenhoutselaan een culturele functie toe te kennen, analoog aan de Waalse kerk in Breda, paste toen al in het denken en handelen om op veel plaatsen in Nederland Godshuizen van de sloperslijst te houden. Zo werd er na een lange en hevige discussie ook voor de Laurenskapel een alternatieve functie gevonden. De kapel werd omgebouwd tot woonhuis.

Het Ginnekense ziekenhuis en de kapel waren indertijd een schenking…

Wat was er zo bijzonder aan de Laurenskapel dat mensen zich tot het uiterste wilden inzetten om een eventuele sloop te voorkomen? De Rijksdienst voor de Monumentenzorg schreef in een rapport van 4 mei 1982 zeer lovend over de kapel: ‘Gezien de goede bouwkundige staat en de belangrijke sociale en functionele waarden, zou eventuele sloop alleszins te betreuren zijn.' De kapel, evenals het vroegere 'Sint-Laurensgesticht' zoals deze bij de opening in 1913 werd genoemd, was een schenking van mevrouw de Grez-Mahie. Zij bewoonde in het begin van de vorige eeuw samen met haar man villa Valkrust tegenover het ziekenhuis aan de Ulvenhoutselaan. De aanbesteding van de kapel volgens een ontwerp van architect J.A. van Dongen uit Breda, werd op 7 september 1912 getekend. De plechtige opening en inzegening vonden mede onder grote kerkelijke belangstelling plaats op 8 oktober 1913.

Uit het 'Bestek en Voorwaarden' voor de bouw van de kapel laten zich gedachten over de toenmalige ATV ('arbeidstijdverlenging') aflezen. Onder paragraaf 35 'Maximum arbeidsduur en minimumloon' staat te lezen: 'Er mag door dezelfde werklieden niet langer gewerkt worden dan 11 (elf red.) uren per etmaal, de schafttijden niet als werkuren mee gerekend. Door de Directie kan echter, wanneer dit naar haar oordeel nodig is, een langere werktijd worden toegestaan of geëist.' Aan de verfraaiing en de aankleding van de kapel zou nog vijfentwintig jaar na de oplevering worden gewerkt. Zo werden in 1937 de ramen, de engelen en aartsengelen uitbeeldend, tegelijk met de apostelramen achter in het ziekenkoor aangebracht. Alle gebrandschilderde ramen zijn afkomstig van het beroemde atelier van de gebroeders Nicolas te Roermond en werden alom geroemd om hun grote schoonheid.

De Heer van Bouvigne schonk een gerestaureerde Calvariegroep beelden…

Twee jaar na de opening van de kapel werd begonnen met het aanbrengen van wandschilderingen volgens een ontwerp en onder leiding van Joseph Kuipers, zoon van de beroemde Dr. Pierre Kuipers, de architect van onder andere het Rijksmuseum in Amsterdam en vele kerken. De niet beschilderde wanden werden betegeld met tegels van 'De Porceleyne Fles' uit Delft. De banken van Slavonisch eiken, ontworpen door architect J.A. van Dongen, werden vervaardigd door meubelfabrikant Ant. W. Cantrijn uit Breda. Het vele smeedwerk in de kapel was een product van de gebroeders Brom uit Utrecht. De beide wandkleden, voorstellende de parabel van de vijf wijze en de vijf dwaze maagden, werden in 1942 vervaardigd door Hildegarde Brom–Fischer. De Heer van Bouvigne schonk een gerestaureerde Calvariegroep van oude houten beelden.

In het bestek van dit artikel is het niet de bedoeling een opsomming te geven van de zeer vele kunstwerken die in de kapel een plaats vonden. Uit de beschrijving tot dusver mag worden opgemaakt dat het om een rijke kapel ging, waarbij altijd de beste vaklieden werden ingeschakeld. Geld was geen probleem, want mevrouw de Grez-Mahie beschikte daarover in ruime mate. De kapel werd in publicaties wel de laatste patronaatskapel in Nederland genoemd. Deze kwalificatie heeft voor het kerkvolk geen andere betekenis dan dat de patrones (mevrouw de Grez-Mahie) bepaalde ererechten genoot, zoals een over het priesterkoor te bereiken aparte loge als ereplaats. Als andere ererechten kunnen worden genoemd de aangebrachte afbeeldingen van haar en haar echtgenoot, familiewapens, een stamboom en diverse inscripties.

De andere zeven beelden zijn verbrand op het terrein van het ziekenhuis…

Rond 1966/67 werd de ziekentribune van de kapel afgescheiden en bij het ziekenhuis getrokken om te dienen als wachtruimte voor patiënten die op hun operatie wachtten. De betreffende plaats bevond zich vlak bij de operatiekamers. Bij de verbouwing gingen onder andere de in 1937 aangebrachte gebrandschilderde ramen, voorstellende de twaalf apostelen, verloren. In 1968 zou zich tijdens de zo te noemen 'Katholieke Beeldenstorm' het interieur van de kapel drastisch wijzigen. De drie altaren werden er met bruut geweld uitgebroken om het priesterkoor uit te breiden. De muren en pilaren werden wit-grijs geschilderd, waarna alle tableaus en het decoratieve schilderwerk was verdwenen. De gewelven kregen een blauw-grijze kleur. Alle beelden verdwenen en ook de fraaie kruisweg werd verwijderd. Al eerder was nagenoeg de gehele inventaris van de kapel en de sacristie voor een schijntje verkocht.

Dat er in die tijd in de kapel cultuurbarbaren aan het werk zijn geweest, willen we nog met één enkel voorbeeld aantonen. Op de inventarislijst staan op een gegeven moment negen houten beelden vermeld. Twee van de beelden worden overgedragen aan andere kerken in Breda. De andere zeven beelden zijn, met houten consoles en baldakijnen, verbrand op het terrein van het ziekenhuis. Gaan we na op welke wijze die beelden zijn verkregen, dan levert dat een uiterst verdrietig beeld op. Op 13 augustus 1918 lezen we op de inventarislijst: 'Beeld van de H. Carolus Borromeus geplaatst, geleverd door de firma Cuypers; f 500,--' en op 25 juli 1924: 'beeld geplaatst van de H. Vincentius, is vervaardigd in de Kunstwerkplaatsen van Cuypers en Co. Roermond. De kosten, f 500,– werden betaald uit spaargeld der Eerwaarde Moeder overste’.

De voorpui van het ziekenhuis, de kapel en villa Valkrust bleven behouden…

‘De schenkster stelde er prijs op om de H. Vincentius à Paulo, de 2e patroon van de zustercongregatie van de H. Carolus Borromeus, door zijn beeltenis in de kapel te kunnen vereren’. In 1981/82 dreigde dan de afbraak van de kapel in verband met nieuwbouwplannen, waartegen de Stichting de Grez–Mahie in het geweer kwam. Na enige tijd, toen ook het voormalige Laurensziekenhuis leeg kwam te staan, werd de bestemming van de kapel weer actueel. De Stichting De Grez-Mahie bleef zich inzetten voor het voortbestaan van het voormalige 'Sint-Laurensgesticht' en het landgoed Valkrust. De hiervoor al genoemde Dorpsraad Ginneken zette zich met succes in voor de herbouw van villa Valkrust die door brandstichting volledig was verwoest. Uiteindelijk werd overeen gekomen dat de voorpui van het ziekenhuis zou worden herbouwd, de kapel van sloop zou worden gevrijwaard en dat villa Valkrust weer in volle glorie zou herrijzen.